832 nabestaanden, met het oog op het verkrijgen van een pensioen worden ge weten aan tijdens den Wereldoorlog opgeloopen malariainfecties. In de aan den schrijver voor specialistisch advies toegezonden rapporten werd herhaaldelijk beweerd, dat nog steeds malariaparasieten in het bloed zouden voorkomen 14 tot 18 jaren na de primaire infectie. In al de gevallen, die in de laatste 6 a 8 jaar in het Tropisch Instituut konden worden geverifieerd, werd nooit, ook niet na provocatie, één parasiet gevonden, terwijl ook de andere verschijn selen van bloedafbraak karakteristiek voor chronische malaria, evenals milt- of leververgrooting steeds ontbraken. In één geval was jarenlang pensioen genoten voor een belangrijke miltvergrooting, terwijl hier in werkelijkheid een cysteuse nier bleek te bestaan, zoodat na een succesvolle operatie het pensioen kon worden ingetrokken. In andere gevallen werden pyelitis, tuberculose, enz. als oorzaak gevonden voor de zg. hardnekkige malaria-koortsen. De schrijver is daarom zeer scep tisch geworden en vraagt zooveel mogelijk materiaal op te sturen naar het Hamburgsche Tropische Instituut, dat zich gaarne voor de oplossing van twijfelachtige gevallen beschikbaar wil stellen. Tot heden hebben de ervarin gen in de genoemde gevallen de observaties van de Duitsche tropenartsen van vóór den oorlog bevestigd, nl. dat elders verkregen malaria in Duitsch- land binnen de 5 a 6 jaar is genezen en dat recidieven na een dergelijk inter val als uiterst zeldzaam moeten worden gequalificeerd. De schrijver doet een beroep op alle medici om, zoowel om het wetenschap pelijke belang ervan, als in het belang van de gewezen militairen of hunne nabestaanden en vooral ook van het marinepersoneel, aan dit onderzoek door nauwkeurige observaties en verzamelen van materiaal mede te werken en stelt voor het Tropische Instituut te Hamburg als centrum voor dit collectieve onderzoek te kiezen. H.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1935 | | pagina 96