troep een groote geoefendheid in het omgaan ermede, hetgeen in oorlogstijd in niet geringe mate er toe zal bijdragen de moeilijk heden met de gevechts- en bagagetreinen tot een minimum te beperken. Daartoe moet men echter de voortdurende beschikking hebben over een zekere hoeveelheid paarden en zoo kom ik vanzelf, op hetgeen mij in de tweede plaats opviel, nd. het opmerkelijk groote aantal paarden zoowel rijdieren als bespanningen dat bij een inf. reg. is ingedeeld en waaruit blijkt, welk een ruime plaats een leger met rijke oorlogservaring nog aan het paard toekent. Voorop dient natuurlijk gesteld, dat t.a.v. het gebruik als trek kracht bij de vraag „paard of motor", enkele factoren, die voor verschillende landen zeer verschillend zijn, hun invloed doen gel den, zooals de aard der vermoedelijke operatieterreinen en het al of niet aanwezig zijn van voldoende materiaal, van paardenvoer en van bedrijfsstoffen. In Duitschland is ieder officier met oorlogservaring van oordeel, dat het paard bij de inf. regn. voorloopig onmisbaar moet worden geacht Deze trekkracht is gedurende den wereldoorlog onder bijna alle omstandigheden betrouwbaar gebleken, terwijl het onmo gelijk was, de aan- en afvoer der voor-regimenten met auto's te verzekeren, hetgeen ook in de naaste toekomst en voldoende reke ning houdende met den grooten vooruitgang der motortechniek, nog niet mogelijk wordt geacht. In den oorlog waren de verliezen aan paarden weliswaar dikwijls zeer groot, maar zij konden toch worden gedekt. Het vervoer per spoor leverde nimmer moeilijkheden op waarheen het reg. ook werd vervoerd, de troepentreinen gingen steeds mede. Bij de fourage-voorziening deden zich natuurlijk wel eens moeilijkheden voor, maar het voedervraagstuk is in oorlogstijd niet meer dan een kwestie van voorbereiding en transport achter de strijdende troe pen en mag dus nimmer als een beslissende factor worden aange merkt. De ervaring heeft derhalve geleerd, dat het paard in den oorlog de eenige trekkracht is, welke practisch niet faalt en een voudig te vervangen is. Bovendien is toen gebleken, dat het zeer groote aantal paarden bij de inf. regn. nog nauwelijks voldoende was om in de dagelijksche behoeften der troepen in voorste lijn te voorzien en hierin meent men een ernstige waarschuwing te moe ten zien voorloopig het aantal paarden bij de inf. regn. niet te verminderen. Ook het groote aantal bereden offn. is iets, dat dadelijk opvalt: bij de inf. regn. zijn n.l. alleen de luitenants bij de inf. cien. onbere den! Dat alle offn. van den reg. staf, de bat. staven, de mitr. cien. en de mijnenwerpercie. bereden zijn, volgt uit de noodzakelijkheid in elk terrein verkenningen te kunnen doen, maar ook de cdtn. der inf. cien. zijn allen bereden. Men acht het n.l. nog afgezien 855

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1935 | | pagina 23