van. het feit, dat men in vele terreinen niets heeft aan een rijwiel
onmogelijk van een cie. cdt. te vergen, dat hij na een marsch van
25—40 km nog alle zorgen aan den troep kan besteden. Dat zou
gedurende eenige manoeuvre-dagen nog wel mogelijk zijn, maar
in oorlogstijd gaat dit ten koste van de bevelvoering, omdat de
commandant na eenige dagen aan het hoofd van zijn cie. te
hebben gemarcheerd zich niet meer voor 100 aan die zware
taak kan geven. De luitenant-kolonel MEYER RABINGEN, de
eenige thans nog actief dienende officier, die den geheelen oorlog
hi Duitsch Oost-Afrika heeft medegemaakt, kon zich eenvoudig
niet voorstellen, dat een cie. cdt. in de tropen onbereden zou zijn
zoolang er nog rijdieren waren, behield in D.O.A. de cie. cdt. er
een
Bij de oefeningen in Munsterlager, een heide en boschterrein,
bleek hoe het bereden zijn der cie. cdtn. een vlotte bevelvoering
in de hand werkte. De cie. cdtn. reden met den bat. cdt. onder
dekking van de beveiligende afdn. ter verkenning vooruit, waardoor
de cien. daarna rechtstreeks naar hun plaatsen in een uitgangs
opstelling konden worden geleid en de aanval van daaruit in één
beweging kon worden voortgezet.
Het is misschien nog wel aardig om te weten, dat in het Duit-
sche leger de paarden geen nummers, maar namen dragen, welke
elk bij een zelfden ouderdom met een zelfde letter aanvangen. Het
wordt n.l. niet bevorderlijk geacht voor de zorg, welke de man
schappen aan de paarden hebben te besteden, indien deze voor
hen „nummers" blijven.
Tenslotte wil ik nog de aandacht vestigen op het feit, dat al het
personeel van het inf. reg., uiteraard met uitzondering van het
geneeskundig personeel en het personeel van den betaaldienst, uit
infanteristen bestaat. Zoowel de treinsoldaten, die allen van den
bok moeten kunnen rijden, als het verbindingspersoneel [ook de
radio-telegrafisten] en de chauffeur van den regimentsauto zijn
infanteristen. Dit personeel ontvangt zoo noodig een opleiding bij
de technische troepen, maar is afkomstig van het regiment en komt
daar ook weer bij terug. Het behoeft wel geen nader betoog, dat
dit personeel zich geheel tot het regiment voelt te behooren, het
geen ongetwijfeld zal leiden tot een innige samenwerking op het
gevechtsveld een doel dat te allen tijde moet worden nage
streefd
Over de kleeding kan ik kort zijn.
De na-oorlogsche uniform is zeer eenvoudig en vermindert door
haar eenvormigheid het uiterlijk onderscheid tusschen de ver
schillende wapens dit onderscheid bestaat slechts in de uitmonste
ring, b.v. infanterie wit, cavalerie geel, artillerie rood,
pioniers zwart, enz.
De officiersuniform heeft een donkergroene kraag, welke dus
vernieuwd kan worden zonder daardoor kleurschakeeringen t.o.v.
856