Ondoorschrijdbaarheid van vuur.
Overste Van Goor plaatst vervolgens eene opmerking over punt
62, waarin volgens hem gesproken wordt over „ondoorschrijd
baarheid van artillerievuur". Wij hebben de gewraakte woorden
tevergeefs gezocht. Punt 62 van het Algemeen Tactisch Voorschrift
geeft eene opsomming van alle vuren, zoowel van de infanterie als
van de artillerie. Voor wat betreft het mitrailleurvuur zal de
Overste Van Goor het dus wel met ons eens zijn, dat afsluitings-
vuur ondoorschrijdbaar kan zijn, aangezien hij in den aanhef dit
zelf aanhaalt. Hij zou dus eene restrictie gemaakt willen zien voor
het afsluitingsvuur van de artillerie, dat niet ondoorschrijdbaar
zou zijn. Ter staving worden twee voorbeelden uit den wereldoor
log aangehaald; in het eerste heeft het vuur van de artillerie groot
succes, in het tweede heeft het gefaald. Wanneer wij hieruit eene
conclusie moeten trekken zou het deze zijn: in het tweede geval is
het afsluitingsvuur slecht voorbereid of uitgevoerd (een veel
voorkomend euvel in den wereldoorlog), maar het eerste geval
toont aan, dat ondoorschrijdbaar artillerievuur zeer goed mogelijk
is. Het A. T. V. zegt, dat het afsluitingsvuur tot doel heeft een
bepaalde terreinstrook gedurende een zekeren tijd voor den vijand
ondoorschrijdbaar te maken. Dat dit doel met het afgegeven vuur
niet altijd bereikt wordt is een tweede kwestie. De Overste Van
Goor acht het overigens zelf mogelijk om ondoorschrijdbaar artil
lerievuur af te geven, mits slechts waarneming mogelijk is om te
kunnen corrigeeren. Welnu, de voorschriften maken geen enkele
restrictie, dat afsluitingsvuur niet waargenomen zou mogen worden-
Op punt 61 ad a heeft de Overste Van Goor eveneens eene aan
merking, doch ook hier is de toevoeging van de woorden „hoeveel
heid geschut" onjuist te achten, omdat het punt betrekking heeft
op infanterie- en artillerievuur.
De opmerking over de „geringe" hoeveelheid munitie, die volgens
punt 61 ad b voor neutraliseerende vuren noodig is, onderschrijven
wij geheel.
Decentralisatie.
Tot slot wordt eene redactieverbetering voorgesteld van punt
144, welk punt voorschrijft, dat decentralisatie noodig is, indien
te voorzien is, dat na het binnendringen in 's vijands opstellingen
de verbindingen tusschen artillerie en voorste infanterie-afdeelin-
gen te lang en te onzeker worden. De Overste Van Goor wil dit
facultatief stellen voor het geval, dat de artillerie over gunstige
waarnemingspunten beschikt. Het gaat hier echter weer om de
bekende grondstelling, dat de artillerie vuurt ten behoeve van de
infanterie en dat laatstgenoemde alleen kan uitmaken welke die
behoeften zijn. Als dus te voorzien is, dat de verbindingen dusdanig
onzeker worden dat geen redelijke kans bestaat, dat de infanterie
876