-de liggers noodzakelijk bleek, was meteen het probleem opgelost, •dat werd veroorzaakt door de ongelijke afmetingen van de prau wen. Volgens het H.V.G. III moeten immers of van de laagste prauwen de boorden worden verhoogd, of van de grootste prauwen •door belasting met zandzakken, steenen a.a. de boorden op een lager niveau worden gebracht. Thans konden de prauwen worden gebruikt in eene betrekkelijk -willekeurige volgorde door elke draagbalk op een onderbouw van zoodanige hoogte te plaatsen, dat ten slotte alle draagbalken op «en bepaald, tevoren vastgesteld, niveau kwamen te liggen. Verder dient nog vermeld te worden, dat de prauwen met schar nierende oplegging, de prauwen van het uitvaarbare vak, benevens de daaraan grenzende prauwen van de brugvleugels van zwaar dere afmetingen waren dan de normale brugprauwen, aangezien ze bij belasting door het verkeer de volle vakbelasting moesten kunnen opnemen, terwijl verder de bovenbouw (i.e. de liggers) in die vakken van een zwaardere constructie was dan in de nor male brugvakken. Voor de prauwen in laatstgenoemde vakken kon theoretisch tevoren reeds worden aangenomen, dat wegens de stijfheid van de toegepaste constructie alle verbindingen waren met bandijzer en draadnagels uitgevoerd bij belasting van een vak boven een bepaalde prauw, de naastliggende prauwen het belaste vak gedeeltelijk zouden ontlasten. Dit gold uiteraard niet voor de prauwen met scharnierende oplegging, aangezien de liggers hierop niet waren bevestigd, doch los opgelegd. Evenmin gold dit voor de prauwen van het uitvaarbare vakwel was dit zoo stijf mogelijk verbonden (gekoppeld) aan de brugvleugels met behulp van koppelliggers die met ijzeren beugels en wiggen wer den vastgeklemddeze verbinding liet echter altijd nog eenige speling toe en bezat niet de stijfheid van de koppeling van de normale brugprauwen. Van de stijfheid van de brugconstructie werd ook gebruik ge maakt om de theoretisch berekende toelaatbare brugbelasting op te voeren. Deze bleek n.l. zonder bezwaar op 4 ton te mogen worden gesteld (de brug was berekend op 3,3 ton) Bij belasting van een bepaald vak, door een proefauto van 2 ton, bleek n.l. niet alleen duidelijk te constateeren aan de boordhoogten van de belaste en van de naastliggende prauwen dat door de laatstgenoemde prauwen de rechtstreeks belaste prauw werd ontlast, doch dat ook de maximale buigende momenten in de liggers werden verminderd door het optreden van negatieve mo menten theoretisch zouden de liggers te licht zijn geweest voor lasten van 4 ton en zwaarder. De prauwen werden om de andere verankerd, zoowel beneden- nis bovenstrooms. 883

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1935 | | pagina 51