B. PONTONREINEN IN NED.-INDIË. N.a.v. de ervaringen opgedaan bij onderwerpelijken brugslag en omdat tevens van de gelegenheid werd geprofiteerd om gegevens te verzamelen betreffende de verschillende soorten bij de bevolking in gebruik zijnde prauwen aan den benedenloop van de Solorivier, is het thans mogelijk om een aan de practijk getoetst oordeel te geven inzake de polemiek tusschen de Kapiteins P. Scholten en H. A. E. Vennik betreffende vaartuigenbruggetreinen (zie de Maart-, April- en Juni-afleveringen van het orgaan der N.I.O.V., jaargang 1931) welke polemiek in het Octobernummer van den zelfden jaargang werd gevolgd door eene beschouwing van den Kapitein P. Proost, terwijl de Kapitein P. Scholten besloot met een artikel in de daarop volgende Novemberaflevering. Uit dit laatste artikel blijkt, dat het debat feitelijk tot geen positief resul taat heeft geleid; alleen kon als negatieve winst worden geboekt de wetenschap dat de kwestie nog niet zoo eeuvoudig is als ze oppervlakkig beoordeeld wel lijkt en dat bovendien het probleem van de (gedeeltelijk) voorbereide middelzware bruggen met drij vende ondersteuningen voor vervoer van 2- a 21/j>-tons auto's nood zakelijk in studie zal moeten worden genomen, willen we in onze rivierenrijke laagvlakten met succes kunnen opereeren tegen een op Java gelanden vijand. Vooropgesteld wordt dat het hierna volgend oordeel in deze kwestie alleen berust op de ervaringen, opgedaan aan den beneden loop van de Solorivier; echter wordt met groote waarschijnlijkheid vermoed, dat t.a.v. andere laagvlaktegebieden op Java dezelfde conclusies vrijwel ongewijzigd zullen gelden. Er worden onderscheiden varende en rijdende vaartuigenbrug getreinen (in den vervolge te noemen pontontreinen)De varende kunnen verder buiten beschouwing worden gelaten, aangezien er bijna geen dwarsverbindingen tusschen de rivieren op Java voor komen (zie ook vnd artikel van den Kapitein P. Proost in het Octobernummer van het N.I.O.V. orgaan, jaargang 1931). T.a.v. de rijdende pontontreinen zij het volgende opgemerkt. Voor een pontonbrug voor lasten van 2- a 2%-tons beladen auto's zou als kleinste type prauw kunnen worden gebruik gemaakt van z.g. 1-kojangsprauwen, mits deze per drijvende ondersteuning 2 aan 2 gekoppeld worden toegepast. Deze 1-kojangsprauwen heb ben bij een boordhoogte van ongeveer 20 cm een laadvermogen van 1 kojang of 2,5 ton. Waarschijnlijk is het type, beschreven door den toenmaligen Kapitein H. A. E. Vennik in het N.I.O.V. orgaan No. 6 jaargang 1931 blz. 282 rechterkolom onderaan, een dergelijk soort prauw. De Kapitein V. vermeldt terzake, dat bij 15 cm boord hoogte de belasting 3 ton bedroeg. Daar deze boordhoogte te gering is voor pontonbrugslag en minstens 20 cm moet worden genomen, zal bij dit type prauw bij deze laatste boordhoogte de toelaatbare 886

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1935 | | pagina 54