anderen, waaronder velen hier aanwezig, die wel gelukkiger waren,
maar wier bereidwilligheid om het leven te offeren eveneens aan
wezig was.
En verwondert het u dan dat ons daarbij weer het eerst
voor den geest komen die eenvoudige mannen van geringer
positie, die door hun moedsbetoon, door hun beleid en door
hunne vaak zoo roerende trouw, zich het door militairen zoo
hoog gewaardeerde eeremetaal zagen toegekend? En verblijdt
het ons allen niet, dat het H.M. heeft behaagd, naar aanleiding
van deze gelegenheid die groep van onvervaarde mannen te
eeren door aan den Voorzitter van het Hoofdbestuur van den
Koninklijken Bond van Ridders der Militaire Willemsorde
beneden den rang van officier een Koninklijke onderscheiding
toe te kennen, als een bewijs, dat ook zij, als de beste represen
tanten van ons Indische leger van vroeger en later tijd, direct
betrokken zijn bij de onthulling van dit gedenkteeken
Trouw tot in den dood.
Eindelijk vraagt de tegenwoordigheid van H. M. de Koningin en
van H.K.H. Prinses Juliana om een woord, dat ik verzoek te mo
gen richten tot een diep geëerbiedigde Vorstin en een geliefde
Prinses die de hoop van ons Vaderland is.
Zeer velen zijn hier tegenwoordig in wier hart een diepe snaar
trilt nu H.M. zelf dadelijk het doek, dat het gedenkteeken voor hun
ouden chef thans nog omhult, zal doen vallen. Velen ook, die tot
zijn allernaaste medewerkers hebben behoord en voor wie het een
blijvende vreugde is onder hem te hebben mogen dienen.
Maar er is meer.
Als we in Van Heutsz zien den voltooier van het werk door J.
Pzn. Coen drie eeuwen te voren aangevangen; als we onzen blik
laten gaan over de grenzen van het Rijk in Europa, als we de
twee-eenheid Nederland-Nederlandsch-Indië zien, zooals dit verzin
nebeeld is in de beide pylonen van dit monument met de kronende
zon, als we in het werk van Van Heutsz ook onderkennen het
volbrengen van Neerland's roeping in Oost en West, dan zegt
de onthulling van dit gedenkteeken, door Uwe Majesteit persoon
lijk, nog iets meer. Dan is die handeling ook een symbool voor de
toekomst; dan roept Uwe Majesteit ook zonder eenig gesproken
woord, ons daardoor toe: bewaar dit pand van „grooter Nederland"
U door onze voorgeslachten toevertrouwd
En dan antwoorden wij, die van de onthulling van dit gedenk
teeken getuige zijn, dan antwoordt de geheele Koninklijke weer
macht hier en in Indië, dan antwoordt ook het overgroote deel van
Uw volk: dit pand is ons heilig; wij zullen getrouw zijn in de
bewaring er van; met Godes hulpe getrouw tot in den dood
(Alg. Handelsblad).
913