915 Als een voordeel van deze oplossing noemt Schr. het feit, dat de tot nu toe tegen tankaanvallen weerlooze infanterie eindelijk een tegenwapen ontvangt, dat haar geheel toebehoort „die ein Teil der Infanterie selbst ist." Het lijkt een nadeel dat het geschut aan alle onderdeelen wordt uitgegeven en niet meer kan worden ingezet, daar waar de vijandelijke hoofdaanval wordt in gezet. Dit bezwaar geldt echter niet omdat in het algemeen de aanval volko men verrassend zal plaats hebben, zoodat er dan geen tijd meer beschikbaar is om het geschut te verplaatsen. Het duidelijke vlot geschreven artikel kan ter lezing worden aanbevolen. La Revue d'Infanterie, April 1935, Le combat en terrain boisé. In het tijdschriftoverzicht van bovengenoemde aflevering van de Revue d'Inf. komt een résumé voor van een in de „Revue d'Infanterie italienne" van Jan. 1935 voorkomend artikel getiteld „Le Combat en terrain boisé" van de hand van commandant Guglielmo Scalise. Wij ontleenen hieraan het volgende: Bij de bestudeering van den aanval in boschterrein worden twee gevallen onderscheiden: le. Het geval, dat de aanval plaats heeft in een uitgestrekte beboschte streek en wel: a) tegenover een in opmarsch zijnden vijand, waarbij snel de gevechtsfor matie moet worden ingenomen en zonder aarzelen moet worden aangeval len; de aanval zal gesteund worden door een kortstondig af te geven krachtig vuur waarbij van granaten wordt gebruik gemaakt, en b) tegenover een in stelling staanden vijand, waarbij voorzichtig te werk moet worden gegaan en de opstellingen van 's vijands automatische wapens alsmede voorliggende hindernissen nauwkeurig moeten worden verkend. Indien blijkt, dat de opstelling van den vijand weinig weerstand biedend is, zal zonder uitstel moeten worden aangevallen met kleine afdeelingen gesteund door begeleidende wapens (vlammenwerpers, gra naatwerpers, krombaangeschut)Mocht daarentegen blijken, dat de vijand zich krachtig ter verdediging heeft voorbereid, dan zal de steun van de artillerie en van de strijdwagens moeten worden afgewacht. 2e. Het geval, dat de aanval plaats heeft in een afzonderlijk boschgedeelte van geringe uitgestrektheid. Artillerievuur en gas kunnen het verblijf in het bosch onhoudbaar maken, daarom moeten deze terreinvoorwerpen zooveel mogelijk worden vermeden. Heeft de vijand zich in een dergelijk terreinge deelte vastgezet, dan zal hij er door gecombineerde front- en flankaanvallen „uitgemanoeuvreerd" moeten worden. Voor wat betreft de verdediging onderscheidt Schr.: a) De verdediging van een uitgestrekt beboscht terrein. De hoofdweer- standslijn kan worden gekozen in den rand of meer binnenwaarts. De verdediging in den rand is, behoudens in enkele bijzondere gevallen (voorposten, vertragend gevecht), niet aan te bevelen. De verdediging in het boschterrein biedt het voordeel dat de opstelling voor den vijand verborgen blijft. Daar staat tegenover, dat uitzicht en schootsveld beperkt zijn, zoodat de automatische wapens op korteren afstand van elkaar moeten worden opgesteld dan het geval zou zijn in onbedekt terrein; voorts zullen verschillende weerstandslijnen moeten worden ingericht. Een ruim gebruik zal moeten worden gemaakt van draadversperringen. b) De verdediging van een afzonderlijk boschgedeelte. Een dergelijk terrein- voorwerp van geringe uitgestrektheid vormt een ware „kogelput", zoodat de verdediging noch in den rand, noch meer binnenwaarts is aan te bevelen. Is het terrein van grootere afmetingen, dan zal men bij de verdediging er op bedacht moeten zijn de flanken en de toegangen met krachtig vuur te bestrijken.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1935 | | pagina 83