een wellicht zwakke vijandelijke achterhoede onnoodig zou laten
ophouden.
Nadat echter uit het échec op 10 Oct. en uit de berichten om
trent de aanwezigheid van een fronthindernis de aard van den
weerstand was gebleken, was het betrachten van de noodige om
zichtigheid vereischt en mocht dus niet tot een hervatting van
den aanval worden overgegaan, dan nadat:
a. eenheid van handelen was gebracht tusschen de 126e Divisie
en haar beide nevendivisiën;
b. de noodige verkenningen waren verricht;
c. de uitgangsopstelling was verbeterd;
d. de vuursteun tijdens den te ondernemen aanval was ver
zekerd.
Een en ander zou echter tijd hebben gekost, gelijk het ook
tijd kostte om na den aanval van 12 October tot het aanvalsplan
van den 15den October te geraken.
Dat de Fransche aanvoerders zich dezen tijd niet hebben ge
gund, nadat de vijandelijke weerstand was onderkend, wijst op
onderschatting van de kracht van een voorbereide verdediging,
te meer merkwaardig bij troepen, die nog geen jaar te voren
tijdens den stellingoorlog de kracht van de verdediging dagelijks
hadden ondervonden.
De zooeven onder a bedoelde eenheid van handelen was hier
noodzakelijk, omdat de aanvalsstrook van de 126e Divisie onder
werkzaam vuur kon worden genomen door vijandelijke infanterie-
wapens, die waren opgesteld op en achter de domineerende rug
gen van Aisonville en in den Z. rand van het Bois de Riquerval.
Na den aanval van 15 Oct. bleek, welk een groote uitwerking
het vuur van de vijandelijke, op hpt 133 opgestelde mitrailleurs
had gehad. Deze wapens konden een gedeelte van de droge sloot
flankeeren, waarin de aanvallende Fransche infanterie dekking
had gezocht. Na afloop van den strijd vond men hier dan ook een
ononderbroken rij van gesneuvelde infanteristen.
Wij hebben ook gezien, hetgeen met de onder b bedoelde
verkenningen werd bereikt. Deze leidden tot de ontdekking van
het zwakke punt van de verdediging nabij de brug. Van deze
ontdekking kon aanstonds gebruik worden gemaakt door de uit
gangsopstelling met behulp van een nachtelijke onderneming te
verbeteren; deze eenvoudige onderneming was op haar beurt ook
pas mogelijk na de noodige voorbereiding [A.T.V. II punten
237 (2) en 245].
De verbetering van de uitgangsopstelling maakte het weer mo
gelijk het aanvalsdoel Forté door het ravijntje tusschen deze boer
derij en hpt 133 te omvatten, waardoor een nieuwe factor ter
verzekering van het succes werd ingeschakeld. Dit leidde er weer
toe, om niet tot den aanval op Rétheuil over te gaan voordat
946