oogenblik. Dit veroorzaakt misverstanden tusschen onderwijzer en leerling en schept verwarring bij den laatste, hetgeen in dit stadium van de opleiding vooral, funest mag worden genoemd. Het feit, dat een leerling bij de toepassing en uitvoering van deze voor hem uiterst moeilijke leerstof, op het kritieke moment van zijn opleiding den steun, de leiding en de controle van zijn onderwijzer mist, voelt hij zéér duidelijk en het kan niet anders, of zoo iets moet zijn zelfvertrouwen schokken. Het ontbreekt zoowel den leerling als den onderwijzer in dit stadium aan mid delen om, bij verschil van meening omtrent de juistheid van de uitvoering, wederzijds elkaar te overtuigen van de al of niet juist verrichte handelingen, waarnemingen en meldingen, en omtrent de al of niet gegronde critiek van den onderwijzer daarop. De onderwijzer mist bovendien de overtuiging, dat de door zijn leerling gemelde waarnemingen en diens uitvoering van de rich ting op het bewegende vliegtuigmodel, inderdaad met elkaar in overeenstemming zijn. Het is hem totaal onmogelijk om te consta- teeren of bij een bepaald geval de door den leerling opgenoemde punten van begrenzing der voorhouds-afstanden inderdaad gedu rende het richten door dien leerling achtereenvolgens doorloopen zijn met zijn richtmiddelen, ofdat de opsomming dier punten berust op de theoretische kennis alleen, van dien leerling, en of deze in de practische toepassing van die kennis, wellicht totaal gefaald heeft, doordat hij geen kans heeft gezien om het vliegtuig inderdaad geheel te volgen gedurende het richten, op de wijze zooals dat van hem geëischt wordt. Dit zijn geen louter theoretische beschouwingen, doch op de practijk gegronde feiten, voor welker moeilijkheden ik herhaalde lijk te staan kwam, welke moeilijkheden in de gegeven omstandig heden onoplosbaar zijn. Het ondervangen daarvan zou alléén mo gelijk zijn, wanneer men over een middel kon beschikken, waar mede een controle mogelijk zou zijn, welke gebaseerd is op eigen waarneming van den onderwijzer, terwijl deze controle zich moet kunnen uitstrekken over ieder gewild moment van het richten door den leerling en ook onafgebroken over den geheelen duur van het richten. De leerling moet dus beseffen, dat, wat HIJ gedu rende het richten ziet, voortdurend en welsteeds gelijktijdig, OP PRECIES DEZELFDE WIJZE OOK DOOR ZIJN ONDERWIJ ZER WORDT GEZIEN. Zichzelf daardoor onder voortdurende controle wetende, is hij gedwongen om de practische uitvoering van de bevolen richtingen, zoo nauwkeurig mogelijk te verrichten, daar iedere fout daarin, nu ook onmiddellijk door zijn onderwijzer kan worden opgemerkt tijdens de handeling zelf het is den leerling nu niet meer mogelijk, om de practische uitvoering der richtingen maar aan het toeval over te laten, en door theoretisch-juiste opsomming der verschil lende merkpunten voor de voorhouds-afstanden bij zijn onder- 958

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1935 | | pagina 30