5. ARTILLERIEBESTRIJDIN G
door
W. G. VAN VOSS,
Kapitein der Artillerie.
Over artilleriebestr ij ding vindt men in onze voorschriften wei
nig vermeld. Dit artikel heeft de bedoeling om na te gaan, wat in
de buitenlandsche tijdschriften hierover is verschenen, speciaal
ook voor wat betreft de technische uitvoering er van, en een
vergelijking te treffen met hetgeen hieromtrent bij ons staat voor
geschreven.
Achtereenvolgens zullen worden behandeld:
I. Vernielen of neutraliseeren?
II. Welk projectiel: G. of G. K.
III. Op welke wijze geschiedt de neutraliseering
IV. Welke oppervlakte moet in verschillende gevallen onder
vuur worden genomen
V. Strooimaat.
VI. Vuur dichtheid.
VII. Tempo en duur der beschieting.
VIII. Welke vuurmonden eigenen zich het meest voor artillerie-
bestrijding.
IX. Samenwerking met vliegtuigen.
X. Slotbeschouwingen.
I. Vernielen of neutraliseeren
Volgens ons V.I.S.A. zijn voor vernieling van het materieel
eener vijandelijke batterij, bij onzichtbaarheid der enkele stukken
en op middelbaren afstand, 500—800 schoten van klein of 300—400
schoten van middelbaar kaliber benoodigd.
Een dergelijke hoeveelheid munitie zal in den bewegingsoorlog
wel nimmer beschikbaar zijn, vandaar ook dat verschillende
schrijvers (Faugeron, Buchalet, Cherry enz.) tot de conclusie
kwamen, dat de veronzijdiging der vijandelijke artillerie plaats
zal moeten vinden door middel van neutralisatie.
Bij den aanval zal de vijandelijke artillerie kort voor het uur
U, zooveel mogelijk uitgeschakeld dienen te zijn. In Frankrijk,
waar de D. A. vóór het uur U mede kan werken aan de artillerie-
bestrijding, zien we dit streven sterk tot uiting komen. Bij ons
964