grenzen van de oorlogsbegrooting de mogelijkheden van de leger -
organisatie ten volle zijn uitgebuit.
De geschetste omstandigheden zijn oorzaak, dat nog eens een
tijdelijk tekort van gemiddeld 20 man per compagnie ontstond,
welk tekort thans gaandeweg wordt ingeloopen.
Voorts is bij het Dep. van Oorlog aldus de R. G. in studie
een gewijzigd systeem van aflossing der troepen in de Buitenge
westen, waarbij niet slechts het aantal overplaatsingen nog meer
beperkt zou worden, doch welk systeem tevens minder afhankelijk
zou zijn van een onregelmatigen gang van de werving.
Binnen afzienbaren tijd mag een verbetering verwacht worden,
zoowel v.w.b. de vredessterkte der onderdeelen als wat het aantal
mutaties aangaat.
Met klem moet de Regeering evenwel opkomen tegen de wijze,
waarop de geachte sprekers verband meenden te moeten leggen
tusschen de vredesuitruksterkte en de sterkte bij mobilisatie en
bij mobilisatieoefeningen.
Hetgeen moet geschieden om een bataljon op oorlogssterkte te
brengen in vredestijd, wanneer alle wachtdiensten en verschillende
andere diensten in het garnizoen, alsmede de opleidingen op nor
male wijze voortgang hebben, wanneer geen reserve-officieren
en dienstplichtigen zijn opgeroepen, wanneer geen treingeleiders
van de Inlandsche korpsen zijn ingedeeld, is iets gansch anders
dan hetgeen bij mobilisatie plaats vindt.
Evenmin mag verwacht worden, dat op Java de sterkte volgens
formatie aanwezig zal zijn. Bij het bepalen van de formatie van de
compagnie op ruim 200 man is er op gerekend, dat de uitruk-
sterkte nimmer zal stijgen boven 100 a 115 man, aangezien in
verband met de groote afstanden in den archipel de troepen in
de Buitengewesten zoo goed mogelijk op de sterkte volgens for
matie worden gehouden, waardoor het tekort wegens alle over
plaatsingen, opleidingen a.a. in zijn geheel drukt op de veldcom-
pagnieën op Java.
Neemt men in aanmerking, dat bij vredesoefeningen in het gar
nizoen uitsluitend wordt geoefend met het z.g. strijdende gedeelte
der compagnieën, hetwelk volgens de oorlogsorganisatiën 168 man
zal bedragen, dan zal het duidelijk zijn, dat met een uitruksterkte
van 115 man nog zeer goed valt te oefenen voor de oorlogstaak.
Deze uitruksterkte wordt echter in geenen deele dagelijks be
reikt door een juiste verdeeling van wacht- en andere diensten
wordt er evenwel naar gestreefd de onderdeelen beurtelings met
de hoogst bereikbare sterkte te doen uitrukken. Moet een bataljon
in zijn geheel uitrukken dan is uiteraard niet voor alle compag
nieën die sterkte bereikbaar.
Hierbij komt nog, dat een aantal veldcompagnieën op een groo-
ter uitruksterkte, n.l. van rond 170 man, moeten worden gehouden,
wegens den hoogeren graad van paraatheid, welke daarvan wordt
1004