geëischt. Zulks geschiedt bij een gegeven formatie uiteraard ten
koste van de sterkte der andere onderdeelen. De sterkte van laatst
genoemde onderdeelen kan dus allerminst een maatstaf zijn voor
de gemiddelde sterkte der veldcompagnieën.
Mijnheer de VoorzitterEr is verband gelegd tusschen een
eventueel te kort op de vredesformatie en in het gevecht geleden
verliezen. Dat verband ontgaat mij. Al moge dan een troep, die
van zijn levende kracht in één gevecht heeft ingeboet, in het
algemeen, zooals de krijgsgeschiedenis leert, niet meer in staat
zijn het gevecht voort te zetten, dit heeft toch niet te beteekenen,
dat een troep, die door andere oorzaken van zijn gewenschte
sterkte zou missen, niet in staat zou zijn het gevecht te beginnen.
De krijgsgeschiedenis leert overigens eveneens, dat compagnieën
van 30 man, zelfs na zware gevechten op voorafgaande dagen,
in staat waren op volgende dagen opnieuw slag te leveren.
Mijnheer de Voorzitter Hoewel de Regeering dus erkent, dat
de uitruksterkte der compagnieën thans niet bevredigend is, moet
Zij er op wijzen, dat verbetering daarin kan worden tegemoet
gezien. Vóór medio 1936 zal de infanterie op volle sterkte zijn
gebracht. Ook dan zal, gelijk zooeven reeds is uiteengezet, de
gemiddelde vredesuitruksterkte der compagnieën niet boven de
100 a 115 man stijgen, doch de totale sterkte van het beroeps-
personeel zal voldoende zijn voor de mobilisatiebehoefte. Afdoen
de verbetering ten aanzien van de vredesuitruksterkte zou slechts
zijn te bereiken door een vermeerdering van beroepspersoneel
boven de mobilisatiebehoefte uit, ten koste van niet onbelangrijke
financieele offers, welke de Regeering onder de huidige omstandig
heden niet meent te mogen vragen".
c. De verdediging van het vlootsteunpunt Soerabaja.
„Het Java-leger heeft in geval van oorlog met een buitenland-
schen vijand tot primaire taak, het zoo belangrijke vlootsteun
punt Soerabja te verdedigen", aldus de heer Feuilletau de Bruyn,
zijn rede vervolgend. „Was dit reeds geen eenvoudige zaak toen
wij enkele jaren geleden nog de beschikking hadden over in
totaal 6 infanterieregimenten, nu we er hiervan onder den drang
der bezuiniging slechts 4 hebben overgehouden is die verdediging
aan de landzijde van genoemd steunpunt bepaald een probleem
geworden. En wanneer die 4 regimenten bovendien nog Vs van
hun sterkte hebben ingeboet, zooals thans het geval is, wordt die
verdediging practisch een onmogelijkheid.
Nu zou men mij kunnen tegenwerpen, dat dit zoo heel erg niet
is, omdat voor het tegenwoordige een rechtstreeksche aanslag
van een vijandelijk landingsleger op eenig punt van de kust van;
Java door velen een hersenschim wordt geoordeeld. Ik zou hier
tegenover willen opmerken, dat zulks eerstens geheel afhangt van
1005