1018 Infanterie. Militdr Wochenblatt. Nr. 36. „Aus der Truppe für die Truppe. Entfaltung Marsch, Marsch Feueröffnungl Wirkung geht vor Deckung". Onder deze suggestieve titels wordt in enkele woorden een beeld gegeven van het moderne gevechtsveld. Onder werkzaam vijandelijk vuur zijn lange bevelen niet bruikbaar. Het laatste gezegde wenscht schrijver te vervangen door „Ohne Deckung keine Wirkung." Nr. 37. In dezelfde rubriek „Kampfauftrage für Minenweifer". Tegen over de vollediger opsomming in het A. V. I. stelt schr. als essentieele punten, die niet in een gevechtsopdracht voor mijnenwerpers mogen ont breken: 1. bevelsverhouding; 2. opdracht van het te ondersteunen onderdeel; 3. opdracht aan de mijnenwerperssie.; 4. tijdstip van vuuropening (wie de vuuropening beveelt). Nr. 38. „Ein interessantes Begleit- und Kampfwagen-Abwehrgeschütz". Besproken wordt 81/37 mm mijnenwerper/kanon Bofors. Twee onderling verwisselbare loopen met gemeenschappelijk(e) sluitstuk en affuitage. 81 mm gladloop, L/20, vleugelprojectiel, 4,4 kg, dracht 160 6000 m37 mm getrokken loop L/45, patroon, max. dracht 7100 m. Spreid-radaffuit. 6 draag- dieren of 12 manvrachten. In een tweetal artikelen onder „Aus der Truppe für die Truppe" wordt ingegaan op het opstel in Nr. 34. (I.M.T. blz. 823) betreffende de inf.pi- sie. Voorgesteld wordt daarbij ook de gasontsmettingsploegen in te deelen. De andere schrijver HptmHartmann) voelt meer voor het indeelen van 1 pi.groep per fus.cie. Nr. 39. „Kampfwagenabwehr" door den Oostenrijkschen Gen. d. Artl. i. R. v. Eimannsberger. Noodzakelijk is een inf.kanon van 37, bij voorkeur 47 mm. Het aantal van deze vuurmonden moet voor normale gevallen voldoende zijn. Schr. geeft de voorkeur aan indeeling per bataljon inf. van een cie. met 6 stukken. Voor versterking van bijzonder bedreigde frontgedeelten nog vuurmonden buiten de eigenlijke inf. bij divisie en hooger. (Voor uit voeriger bespreking I. M. T. blz. 914/5 vgl. ook A. S. M., Maart 1935, be sproken I. M. T. blz. 823). „1st der frontale Infanterieangriff noch durchfiihrbar?" door Wirn Brandt. Beschouwingen i.v.m. de ervaringen in den Chaco-oorlog. Tegenover een met voldoende automatische wapens (mitr. en mitr.pistolen) bewapen den tegenstander zal het in den bewegingsoorlog onmogelijk zijn een frontalen aanval door te voeren, aangezien daarvoor een inzet aan artillerie als in den stellingoorlog noodig zou zijn. Schr. is verder van meening, dat schutterskuilen beter dekking tegen art. vuur geven dan loopgravenbij gebruik van schutterskuilen is voor het buiten gevecht stellen van bijna eiken man een voltreffer noodig Deze meening grondt hij op de volgende ervaring een op een oppervlak van 4 ha ingesloten bataljon van 280 man onderging een mortiervuur, waarbij 400 projectielen binnen dat terrein- deel vielen; het bleek 80 dooden en zwaar gewonden te hebben gekregen; de overige 200 man waren nog in staat te vechten. (Het is voor ons de vraag of schr. zich hier niet blind staart op één zijde van dit geval; zelfs bij een trefferdichtheid 1, en bij regelmatig beleggen van het terrein met kogels, wordt nog niet bereikt, dat alle doelen getroffen worden zie W. J., I. K. V. 1934, blz. 272, vgl. ook blz. 263 het gegeven voorbeeld pleit n.o.m. meer voor de waarde van de mortieren dan voor die van de schutterskuilen. Bij een voortgezet gevecht zullen gemeenschapsloopgraven onmisbaar zijnis de tijd van voorbereiding onvoldoende, zooals dikwijls in den bewegings oorlog, dan verdienen uiteraard behoorlijk dekking gevende schutterskuilen de voorkeur boven te ondiepe loopgraven, v. D.).

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1935 | | pagina 90