artilleriesteun weinig bekommert. Zoodra echter de aanval be
gint te stokken wordt er weer luid om den steun van de artillerie
geroepen.
De samenwerking in den aanval kan niet nauwkeurig genoeg
worden voorbereid. Over deze samenwerking is reeds zoo veel
geschreven, dat hier niet meer de aandacht er op gevestigd behoeft
te worden, dat bij het overleg tusschen infanterie en artillerie na
tuurlijk in de eerste plaats rekening moet worden gehouden met
de capaciteit van de artillerie. Wij willen hier alleen nagaan,
welke waarde bij dit overleg aan de moreele factoren moet wor
den toegekend. Nu is het een menschelijke eigenschap het meest
in het succes van een onderneming te gelooven, wanneer deze
volgens de eigen inzichten is opgezet. En aangezien de infanterist
persoonlijk het nauwst bij de uitvoering van den aanval is betrok
ken moet hem ook het gevoel worden gegeven, dat de artillerie zich
zal aanpassen aan zijn aanvalsplan (vergelijk A.T.V. II, pt. 50 (4)
(5) en (6).
Deze moreele steun is al bijna evenveel waard als de daadwer
kelijke vuursteun bij de uitvoering van den aanval zelf.
Een aardig voorbeeld daarvan vormt het volgende gesprek tus
schen een cie.cdt. en een berichtofficier van de artillerie, die elkaar
reeds van vroegere gevechten kennen en nu samen het aanvals
plan bespreken. De aanval moet worden uitgevoerd op een voor
bereide Russische stelling.
Als de cie.cdt hoort, welk een beperkt aantal batterijen der-
aanval zal steunen, kijkt hij zeer bedenkelijk. De artillerist haast
zich nu op te merken ,,U weet toch wel hoe goed wij schieten
„tot nu toe zijn alle aanvallen, welke wij samen hebben uitgevoerd,
„zonder uitzondering geslaagd. De Russische stellingen, waarop
„U ons vuur gaarne wilt hebben, liggen voor mijn batterij zoo
„gunstig, dat U er van verzekerd kunt zijn, dat wij ze zullen
neutraliseeren." De cie.cdt is gerustgesteld en beide officieren
volkomen overtuigd van het succes van den aanval bespre
ken de regeling van de samenwerking verder tot in alle details.
Uit het vorenstaande moge zijn gebleken, dat de samenwerking
tusschen de infanterie en de artillerie in den oorlog nog wel iets
anders is dan een rekensommetje van a batterijen voor steun aan
b bataljons plus c verbindingsmiddelen.
Wij hebben nu eenige voorbeelden van den invloed van moreele
factoren besproken en willen dit artikel beëindigen met nog even
te wijzen op een factor, die bij oefeningen moeilijk kan worden
ingeschakeld en waar men in den oorlog bijna doorloopend mede
te maken heeft, n.l. de onzekerheid omtrent 's vijands plannen en
sterkte.
Bij de bestudeering van de krijgsgeschiedenis kent men precies
de sterkte van beide partijen en de opstelling der onderdeelen,
maar daarbij wordt dikwijls uit het oog verloren, dat de betrokken
1049