commandant op het moment, waarop een besluit moet worden
genomen, van de tegenpartij in den regel slechts zeer vage gege
vens heeft (A.T.V. II, pt. 21 (1).
Van de besluitvaardigheid van den commandant wordt dan veel
gevergd. In Februari 1915 vervolgen de Duitschers den terugtrek -
kenden vijandhet is de inleiding van de vernietiging van het
Xe Russische leger in den winterslag bij de Mazurische meren.
Maar dat weten de bataljons en de cien in voorste lijn, die dag
en nacht in diepe sneeuw oprukken, niet; deze onderdeelen weten
slechts, dat de vijand terugtrekt maar tevens weten zij, dat zij elk
oogenblik op weerstand kunnen stuiten zooals dat al zoo dikwijls
is gebeurd en dat zij dan alleen door aan te vallen kunnen vast
stellen of de vijand hardnekkig weerstand biedt of slechts ver
tragend optreedt.
Het bataljon, waarmede wij in gedachten marcheer en, bevindt
zich nagenoeg op den linkervleugel en moet dus aangezien de
Russen omvat zullen worden enorme marschprestaties ver
richten. Hoewel een goede weg wordt gevolgd is de marsch bui
tengewoon zwaar; de sneeuw ligt zoo dik, dat de manschappen
aan het hoofd van de colonne elke 30 minuten moeten worden
afgelost. Er hangt een dichte mist, waardoor men geen 100 m voor
uit kan zien.
Eindelijk moet men in de buurt van den grooten weg komen en
nu acht de commandant, hoewel hij geen enkel gegeven van den
vijand heeft, het nemen van een besluit en het geven van een
bevel noodzakelijk. Er wordt halt gehouden, de cie.cdtn worden
bijeen geroepen en ontvangen het volgende bevel„Ongeveer
„2 km in front van ons loopt de groote weg naar Rusland. Het is
„mogelijk, dat er zich op dien weg vijand bevindt, die in O. rich-
„ting teruggaat. Het bataljon ontwikkelt, gaat in de richting van
dezen weg voorwaarts en zal zich in het bezit daarvan stellen.
„3e en 4e cie in voorste lijn gaan voorwaarts resp. rechts en links
„van den weg, waarop wij nu marcheeren. Ie en 2e cie volgen den
„weg op 500 m afstand van de beide voorcien. Ik bevind mij bij de
le cie."
De beide voorcien gaan voorwaarts, elk met één voorsectie,
want niemand kan zeggen, hoe de toestand zich zal ontwikkelen.
Elke voorsectie zendt 2 verkenningspatrouilles in front, bestaande
uit een soldaat met oorlogservaring en een recruut. Al spoedig
komt een der jonge soldaten terug met het volgende bericht „De
weg ligt 300 m voor ons. Russen marcheeren langs dezen weg in
O. richting." De bataljonscommandant rijdt naar de voorcien en
beveelt„Onmiddellijk aanvallen."
Plotseling wordt de weg in de mist zichtbaar en op dezen weg
marcheeren treinen en artillerie. Eenig'e schoten vallen, een krach
tig „hoera" en de Duitschers gaan tot den stormaanval over. Op
1050
C