reikt. Heeft men echter „luchtkruisers" ter beschikking', waarmede, door hun bijzondere eigenschappen (lange vluchtduur), een „per manence" is te verkrijgen, dan is de kans veel grooter om de aanvallende bommenwerpers te beletten hun opdracht uit te voe ren. Indien het b.v. een patrouille „luchtkruisers" gelukt om met behulp van de door Schr. ook zoo belangrijk geachte tijdbommen het aanvallende vliegtuigverband uit elkaar te drijven, dan is reeds voorloopig de belangrijkste taak volbracht, t.w. de geconcentreerde aanval is onmogelijk gemaakt. Ik moet nu nog verder bepalen of deze vliegtuigen het gevecht tegen de vij. bommenwerpers met succes kunnen aanvaarden. Nu vecht de „luchtkruiser boven eigen terrein, kan desnoods zijn voorraad benzine op een kleine hoeveelheid na doen wegvloeien; de bewapening kan hoog worden opgevoerd. Daartegenover moet de vij. bommenwerper nog een langen weg' terug afleggen, moest een groote hoeveelheid bommen meevoeren en zal zich dus noodgedwongen op andere zaken, zooals zijn defensieve wapenen, moeten bekrimpen. Te veel factoren zijn er dus om de mogelijkheid van een dergelijk middel a priori te verwerpen; welverstaan in vergelijking met een wapen, i.e. de jager, dat in onze omstandigheden ook zeer onvol maakt is. Een ander middel om aan de moeilijkheden tegemoet te komen is het indeelen van een zoo groot aantal jagers, dat daarmede wel een „permanence" gehandhaafd zou kunnen worden. Om éen afdeeling in de lucht te houden zou men minstens over drie afdeelingen moe ten beschikken, terwijl bovendien een behoorlijke reserve aan vliegers gereed moet staan voor aflossing, daar een dergelijke „permanence" dag in, dag uit x) onderhouden, zeer veel eischt van het physiek der bestuurders. Een groot deel van de voor de geheeie luchtmacht beschikbare vliegers zou worden vastgelegd voor dezen zuiver defensieven arbeid, waarvan bovendien het grootste gedeelte niet aan de actie kan deelnemen. Nu vormt de factor „preventieve werking" een belangrijk punt bij de verdediging met behulp van jagers. Doch wordt het „pieven- tief effect" niet zeer veel grooter, indien de vijandelijke vloot zich bedreigd weet door een offensieve luchtmacht, die, gedurende het geheeie verblijf van den vijand in onze wateren ten aanval kan gaan op het moment, welke zij het gunstigst acht? N.m.m. zeer ze ker. En het gaat in dit geval niet slechts om de verdediging van een enkel object, doch om de verdediging van geheel Indië. En dit aannemende dienen wij onze hoofdkrachten in te zetten vooi dit doel zoodat wij dus het zwaartepunt moeten leggen in het aan- valsorgaan. De luchtverdediging van een bepaald object, hoe be- 1057 x) N.o.m. niet noodig. Red.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1935 | | pagina 29