Het verlies, dat op deze wijze ontstaat, is afhankelijk van het aantal richtingen waarin geschoten wordt. Wordt bijv. niet ge spreid, dan zal 1/8 v/h aantal schoten buiten de strook vallen. Aangezien echter van het principe uitgegaan wordt, dat na de uitbreidingen het doel hierbinnen ligt, spreekt het vanzelf, dat het dan ook noodzakelijk is om dit verlies tot een minimum te beper ken en ongeveer 3 a 4 X de B.S. 50 schootstafel binnen den vleugel van het doel te blijven. Dit is te stellen op 3 a 5 °/oo- In Holland past men deze methode dan ook toe, hier begint men 3 °/oo binnen den vleugel van het doel. Conclusie De diepte, welke op één afstand schietend gelijkmatig onder vuur wordt genomen, is gelijk te stellen aan 3 X de L.S.50 schootstafel. Moet een grootere diepte onder vuur worden genomen, dan wordt gestrooid beneden 3500 m met een strooimaat van 50 m., uitgaand van 25 m. meer dan de minbegrenzing der strook en eindigend op 25 m. minder dan de plusbegrenzing, boven 3500 m. met een strooimaat van 100 m., uitgaand van 50 m. meer dan de minbegrenzing der strook en eindigend op 50 m. minder dan de plusbegrenzing. Bij de breedte verdeeling moet er aan gedacht worden, dat het directie stuk 3 a 5°/oo binnen de vleugel van het doel komt te staan. VI. Vuurdichtheid. Hét Fransche schietvoorschrift geeft voor neutralisatie aan een hoeveelheid van 100 a 150 schoten per h.a. voor de 7.5 cm., 80100 schoten per h.a. voor de 10.5 c.m. Bij deze hoeveelheden is het verlies niet inbegrepen, hetgeen o.a. mag blijken uit het artikel van den gen. Faugeron. Deze hoeveelheden berusten op de ervaringen opgedaan tijdens den wereldoorlogzij werden op het laatst van den oorlog toege past. Echter moeten deze getallen met voorzichtigheid worden aangenomen. 505 van de Instruction générale sur le tir geeft dit trouwens ook aanzij zullen getoetst moeten worden aan de ervaringen van een nieuwen oorlog. Het is nu de vraagzijn zij te groot of zijn zij te klein Bij de beantwoording van deze vraag moet niet uit het oog worden verloren, datle de ervaringen hoofdzakelijk berusten op een stelhngoorlog, 2e dat sinds dien tijd de uitwerking van de G. is toegenomen. Hieruit zou men de gevolgtrekking mogen maken, dat met minder munitie zou kunnen worden volstaan. Het aangeven van de voor neutralisatie benoodigde hoeveelheid munitie kan op driëerlei wijze geschieden, n.l.: 1065

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1935 | | pagina 37