Doeldiepte 20 2 X 25 2 X 25 (V2 120 m.
3 X L.S.50 3 X 40 m. 120 m.
Oppervlakte van het doel 1,4 X 1,2 1,7 h.a.
Benoodigd aantal projectielen 1,7 X 90 153 G.
2. Inschieten op hnlpdoel, vuur overbrenging.
De coördinaten van het doel zijn wederom bepaald door lucht-
waarneming of L.M.D.
Nemen we weer de 7,5 c.m. Vd. dan wordt op 5000 m. de
Doelbreedte 80 -f 2 X 25 m. j- 2 X 3°/0o 160 m.
Doeldiepte 20 2 X 25 2 X (25 m.) 120 m.
3 X L.S.50 3 X 40 120 m.
Oppervlakte van het doel1,2 X 1,6 1,9 h.a.
Benoodigde hoeveelheid munitie 1,9 X 90 171 G.
Is de afstand nu bijv. 8000 m. dan wordt de
Doelbreedte 80 2 X 25 4- 2 X 3°/oo 180 m.
Doeldiepte 20 2 X 25 2 X 1% 150 m.
3 X L.S.50 3 X 63 m. 190 m.
Oppervlakte van het doel1,8 X 1,9 3,4 h.a.
Benoodigde hoeveelheid munitie 3,4 X 90 306 G.
3. Zonder inschieten.
S 5, Ld. 1, 10.5 cm. Hw.
Doelbreedte 80 -(- 2 X 25 -f- 2 X 12.5 (zuiverheid plaatsbepaling
batterij) +2X4 °/0o 195 m., echter maximum te nemen
180 m.
Doeldiepte 20 2 X 25 2 X 1% 2 X 12.5 195 m,
echter maximum te nemen 150 m.
3 X L.S. 50 schootstafel 120 m. Er moet op 2 afstanden ge
schoten worden. De diepte der onder vuur te nemen strook wordt
nu 2 X 100 m. 200 m.
Oppervlakte 2 X 1.8 3.6. h.a.
Benoodigde hoeveelheid munitie 216 G.
Wordt echter Ld. 3 genomen, dan is 3 X L.S. 50 schootstafel
165 m; er wordt nu op één afstand geschoten. Onder vuur te
nemen oppervlakte 1.65 X 1.8 3 h.a.
Benoodigde hoeveelheid munitie 3 X 60 180 G.
Wordt vervolgd
1069
