In het algemeen zal aan jukken de voorkeur zijn te geven,
omdat hiermede, in verband met den veelal sterken stroom en
den zeer wisselenden waterstand van de meeste rivieren, zeer be
trouwbare ondersteuningen worden verkregen. Schragen hebben
het nadeel, dat zij gemakkelijk door den stroom kunnen worden
onderspoeld. Immers, bij toename van de stroomsterkte, zal het
lichte bodemmateriaal, waarop de schragen eventueel zijn gesteld,
gedeeltelijk worden weggevoerd, terwijl om de steunpunten neren
ontstaan, welke eveneens uitspoeling van bodemmateriaal ver
oorzaken; de schragen zullen nazakken en dan is de voor het
mechanisch verkeer g'ewenschte ligging van het brugdek niet
meer verzekerd; terwijl bij verdere onderspoeling de schragen wel
licht door den stroom worden meegenomen.
Schraagbrug'gen hebben verder het bezwaar, dat voor het zui
ver kunnen stellen van de steunpunten, het dwarsprofiel en plaat
selijk ook het langsprofiel van de rivier zeer zorgvuldig moeten
worden opgemeten en dat het stellen van zware schragen in
stroomend water van 2.5 a 3 m diepte reeds groote moeilijkheden
geeft.
Voor ondersteuningen buiten het natte profiel zijn schragen
steeds te verkiezen, omdat een vaste stand hier door ingraving ge
makkelijk kan worden verzekerd.
Ondersteuningen door middel van schragen zullen dus bij voor
keur alleen zijn toe te passen, indien de stroomsterkte en de
waterdiepte daartoe geen belemmering opleveren, zooals in ka
naalprofielen en bij harde rivierbodems bestaande uit grind of
steen, waarin bezwaarlijk palen kunnen worden geslagen.
Niet over het hoofd mag worden gezien, dat het stellen van
schragen op niet al te modderigen bodem gewoonlijk sneller
plaats heeft dan het bouwen van jukken, zoodat mede gelet
op het bovenstaande voor elk geval moet worden nagegaan, aan
welke constructiemethode de voorkeur zal zijn te geven. Opge
merkt wordt nog, dat in één bepaald profiel zoowel schragen als
jukken kunnen worden toegepast.
Aangezien te velde in den regel alleen over eenvoudig licht
heimaterieel wordt beschikt, waarmede geheid kan worden in
waterdiepten van maximum 4 a 4.5 m, kan het voorkomen dat een
combinatie van een vaste brug voor het minder diepe gedeelte
en een drijvende brug voor het dieper gedeelte ontstaat. Voor
het drijvende gedeelte moeten dan pontons of vaartuigen worden
gebruikt.
II. De Jukbrug.
1. Constructie.
De standaardconstructie van een middelbare colonnebrug is
aangegeven op Bijlage I, waarbij de foto's 1 t/m 3 e.e.a. nader
verduidelijken.
1077