hulpen voldoende zijn. Overgangen zullen in deze periode veel
vuldig worden gemaakt, waarbij er steeds aan gedacht moet wor
den, dat hulpen veelvuldig moeten worden herhaald.
De oefeningen in stap en draf onder den man over cavaletti
wisselt men af met het draven over boompjes, die in een W vorm
in de manege worden gelegd en waarvan, telkens een der uiteinden
iets wordt verhoogd, zoodat de hoogten ongelijk worden, dit doet
men ook met de tusschenruimten; deze oefening moet veelvuldig
worden herhaald om het paard te leeren, snelle evenwichtsver-
plaatsingen uit te voeren, hierbij vooral voorzichtig met den
mond.
Geleidelijk begint men nu met het onder den man springen
van een hindernis van twee opelkaar gestapelde cavaletti op het
midden van de lange zijde opgesteld.
Deze wordt op beide handen gesprongen, waarbij de ruiter de
hals van het paard geheel vrij laat en zelf steun neemt aan den
beugelriem. Het is van het grootste belang hierbij tijdig den zit
te verlichten en mee te komen met het bovenlijf. Gaat dit goed,
dan wordt een tweede hindernis eveneens van twee cavaletti op
zeven meter afstand voor de eerste geplaatst, ook dit op beide
handen beoefenen, daarna een derde op 7 meter afstand er aan
toevoegen.
Het het losspringen wordt regelmatig doorgegaan. De hinder
nissen verhoogt men tot 1.10 m en men varieert door gecombineer
de sprongen te ontwerpen.
Februari.
Voortbouwende op de voorgaande maanden, wordt langzamer
hand meer aandacht besteed aan het springen onder den man,
de dubbel- en driesprongen worden nu veelvuldig gevarieerd,
zoowel wat hoogte als afstand betreft, de hoogte laat men hierbij
tot 0.70 m opklimmen. De afstanden worden afwisselend op
4, 7 en 10 m genomen. Steeds wordt beurtelings op de linker- en
rechterhand gesprongen. Ook kan men als middelste sprong een
eenvoudige breedtehindernis bouwen van 3 cavalletti voor en
3 achter met een tusschenruimte van 0.80 m lm.
Blijft het paard volkomen rustig en luistert het paard goed naar
de beenen en den teugel, dan kunnen de kleinste hekjes verspreid
in de manege worden geplaatst en één voor één uit den draf
worden gesprongen.
Hierbij wordt ruim vrijgegeven en moet men er op bedacht zijn,
dat het paard somstijds te vroeg afspringt. Of het paard in deze
periode rustig blijft hangt veel af van het goed meekomen van
den ruiter en de juiste balans op de beugels.
1100