moeite te kunnen aannemen en een goede aansluiting van knie en
vaste ligging van het onderbeen te verkrijgen.
Het is gewenscht, dat men in deze periode beschikt over een niet
te groot springterrein met een groote keuze van hindernissen.
Men galoppeert nu op beide handen tusschen de hindernissen
door, steeds wendingen rijdende, het paard moet zelf van galop
veranderen als zulks noodig is en springt van tijd tot tijd een
kleine hindernis, direct daarna galoppeert men weer door tot het
paard rustig is.
Gaat dit goed, dan kan men hoogstens eenmaal per week een
klein parcoursje springen, waarvan de hoogte der hindernissen
ligt tusschen 0.70 en 1 m. Hierbij er vooral op te letten, dat het
paard gaat in het tempo, dat het beste met zijn temperament
overeenkomt, liever iets te langzaam dan te snel. De snelle par-
coursen komen vanzelf door de grootere routine van het paard.
Het losspringen gaat door, waarbij veel afwisseling in de soort
en den aard der hindernissen wordt gebracht.
Driesprongen, dubbelsprongen zullen afwisselen met hoogte
en hoogbreedsprongen.
De zwaardere sprongen moeten zeer sautable zijn, terwijl de
lastige sprongen laag moeten worden gehouden. Een dubbelsprong
van 2 rechte hekken, zonder iets ervoor zal men niet hooger nemen
dari 1. m a 1.10 m, terwijl een goed gebouwde, smakelijke hoogte
sprong kan gaan tot 1.40 m.
Voor alles rust en vertrouwen bij de paarden. Niet forceeren.
Juni.
Als in Mei, c.q. deelname aan kleine onderlinge concoursjes,
springen op onbekend terrein, vreemde hindernissen enz. Ter
afwisseling weer dressuur in de manege met springen uit den
draf van kleine hindernissen. Werken op de wendbaarheid, het
opschieten voor de beenen en op een lichte aanleuning.
Losspringen opvoeren tot een enkelen zwaren sprong. Dit
dwingt de paarden hunne krachten zoo economisch mogelijk te
gebruiken. Het paard moet op de juiste plaats afzetten, geen ver
keerde spierspanningen hebben, en op de juiste wijze zijn hals ge
bruiken.
Voorzichtigheid is geboden, ook moet men weten wat men van
ieder paard kan vragen.
De volgende maanden zal men in verband met de diensten niet
de volle aandacht aan de africhting kunnen besteden. Dit is eerder
een voor- dan een nadeel. Voor ieder jong paard is het goed zijn
springopleiding eenigen tijd te onderbreken. Daarom zullen de
maanden Juli en Augustus dienen om het reeds geleerde buiten
meer en meer te bevestigen en het paard in een goede conditie te
houden, terwijl men in September en October in het geheel niet
meer springt en het paard z.m. eenige dagen in de week in een wei
1102