1111 rijke afwijkingen: blijkbaar gaat de man normaal met zijn eerste veldzak bij zich in het gevecht; aldus is de uitrusting van eiken soldaat berekend op het dragen van munitie voor den lt.mitr. Dit laatste uiteraard een gevolg van de organisatie van de „groupe de combat". Onder „Bïbliographie" worden enkele boekjes besproken, welke blijkbaar in navolging van de vele gelijksoortige Duitsche werkjes zijn verschenen („Memento du chef de bataïilon" door chef de bataiïlon Vanègue, de l'infan- terie coloniale en Aide mémoire du chef desection d'infanterie" door capitaine Chaix). Uit „le fusil-mitraüleur" blijkt dat de lt.mitr. 1924 na langer gebruik wel eenige onvolkomenheden toont te bezitten, welke van het bedieningspersoneel een grondige kennis van het wapen vereischen, teneinde verzekerd te zijn van een goede werking (Hieruit blijkt nog eens, dat er voor ons weinig reden is, andere landen het bezit van een lt.mitr. tegenover onzen km. te benijden. v.D.). Mei 1935. Lieutenant-colonel Hurst behoort blijkbaar tot degenen, die zich, lettende op hetgeen in Duitschland op dit gebied gebruikelijk is, met zorg afvragen of de naderingsmethode zooals die nu in Frankrijk wordt toegepast wel doel matig is. In >rL'Infanterie au ralentibeschrijft hij zijn indruk uit het ma noeuvrebeeld van de laatste jaren, nl. dat: le. het voorwaarts gaan van de (Fr.) infanterie gedurende de nadering gevaarlijk langzaam is geworden; 2e. het optreden van de verkenningsorganen overdreven voorzichtig is. Schr. noemt voorbeelden van divisiën, die in 6 uren zonder aanraking met den vijand 4 dan wel 6 km aflegden. Als oorzaak noemt hij in de eerste plaats de te schematische groepeering. Dit heeft tengevolge een te spoedig verlaten van de wegen; niet zoozeer het ge vaar van vijandelijk vèrdragend geschut moet daartoe leiden; tegen dit gevaar is het voldoende den troep in breedte en diepte te échelonneeren, zoodat snel naderingsvormen kunnen worden aangenomen. De wegen behoeven eerst verlaten te worden, wanneer men het moment denkt, dat de voorhoeden aanraking zullen krijgen. Een ander gevolg is het te veel vastleggen van de infanterie in een vierkantennet van haltelijnen en andere beperkingen; er moet niet onnoodig halt worden gehouden. Het verband komt tot stand door den buurman te berichten: „Ik ben in die en die lijn aangekomen en ik ga verder" en niet: „Hebt gij die lijn al bereikt, kan ik verder gaan?" De hoogere cdtn. moeten niet voorschrijven: „Uit die lijn slechts op mijn bevel voorwaarts" of iets dergelijks; dit heeft alleen zin, nadat aanraking is ver kregen. Verder wordt een verkeerd gebruik gemaakt van „bases de feux"; dit middel dient ev. gebruikt te worden bij het inzetten van den aanval, niet bij de nadering. (Vgl. i.v.m. het vorenstaande A.T.V. II, dat zich in de punten 127 en 153 op het door schr. gepropageerde standpunt stelt. v.D.). Ook wijst schr. op de verderfelijke practijk van chefs in elk commando, om niet van hun plaats te komen. Gaat de cdt. zelf naar voren, dan heeft hij de voordeelen van zelf het terrein te zien, eerder ingelicht te zijn, daardoor sneller een beslissing te kunnen nemen, tijd te winnen en dus sneller te zijn; de aanwezigheid van den cdt. werkt bovendien stimuleerend op den troep. In het algemeen constateert schr. een te groote zorg voor den factor vuur ten nadeele van den factor beweging. Z. beschrijft in „Un tri-rapporteur pour le Fantassin" deze celluloidplaat, waarop alle voor den infanterist van belang zijnde meetinstrumentjes zijn vereenigd. Onder „Chronique des Revues Militaires étrangères" wordt door It.col. Cazeilles de Engelsche proeforganisatie besproken (I.M.T. 1934, blz. 1130) en vergeleken met een ontwerp door schr. reeds in Sept. 1933 voorgesteld. Ge wezen wordt op het belangrijke voordeel van 4 fus.cien. per bataljon voor

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1935 | | pagina 83