3. DE VREDESORGANISATIE VAN ONZE OORLOGS- EN LEGERLEIDING door R. B. VAN DIJKEN, Kapitein van den Generalen Staf. Bij de behandeling van het ontwerp-oorlogsbegrooting voor 1936 in den Volksraad verzocht de heer De Hoog in verband met een artikel van Vice-Admiraal De Jager inlichting of de vraag onder de oogen is gezien, in welk opzicht men zal kunnen komen tot een geconcentreerde leiding van leger en vloot onder of door den Gouverneur-Generaal zelf in geval van een Pacific-conflict. In de door den Legercommandant als Regeeringsgemachtigde uitgesproken beantwoording van dezen spreker werd verwezen naar het bepaalde in de artikelen 31 en 32 van de wet op de staatsinrichting van Nederlandsch-Indië, volgens welke zoowel in vredes- als in oorlogstijd het opperbevel over leger en vloot in Nederlandsch-Indië is opgedragen aan den Gouverneur-Generaal. De betreffende redactie laat geen twijfel. Deze artikelen leggen een idealen grondslag voor de leiding van een oorlog. Weliswaar is er van het voeren van een buitenland- sche politiek voor Nederlandsch-Indië geen sprake, doch overigens moet het van onschatbaar voordeel geacht worden, dat de leiding van alle burgerlijke en militaire organen bij één persoon berust. Om uit deze omstandigheid het volle profijt te trekken, moet op dien grondslag niet alleen voor oorlogstijd een doelmatige organi satie gebouwd zijn, doch zal tevens reeds in vredestijd een zoo danige organisatie moeten bestaan, dat overgang tot de oorlogs organisatie zonder wrijvingen zal kunnen verloopen. M.a.w. de organen, welke voor de oorlogsleiding en voor de leiding van de hoofddeelen van de weermacht in oorlogstijd noodig zijn, moeten reeds in vredestijd aanwezig, en met gelijksoortige werkzaamhe den als in oorlogstijd belast zijn. Gaan wij na, welke organen vereischt worden, dan vinden wij naast de beheersorganen (departementen) en uitvoeringsinstanties (al of niet onder de departementen ressorteerende diensten en instellingen), zooals wij die ook thans kennen, eenige centrale Regeeringsorganen (b.v. voor leiding van voedsel- en industrieele productie en distributie in het gemobiliseerde achterland)die van rechtstreeksche beteekenis voor de oorlogsvoering zijn. Al 1136

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1935 | | pagina 16