Na ophouden van den spierarbeid daalt de zuurstofopname en
het minuten-volume veel sneller dan de pols-frequentie, hetgeen
dus inhoudt een verkleining van het hart direct na den spierarbeid.
Hierop zal bij het hart nader worden teruggekomen.
Wat bereikt men nu bij training op de ademhaling en de stof
wisseling
Het zuurstofverbruik gedurende en direct na den arbeid neemt
in den loop van de training af en is volgens onderzoekingen van
Loewy en Knoll bij skiloopers, bij gelijke arbeidsprestatie van
getrainden en ongetrainden, bij de getrainden slechts een derde
van de hoeveelheid calorieverbruik bij de ongetrainden, terwijl dan
bovendien nog bij de getrainden een 2% maal zoo groote snelheid
werd bereikt. Hiernaast moeten we echter in het oog houden, dat
bij eenvoudige handelingen, waarbij de verschillende coördinaties
niet behoeven te worden aangeleerd, zooals b.v. bij trappenklim-
men, het zuurstofverbruik bij in een of andere tak van sport goed
getrainde niet minder behoeft te zijn dan bij b.v. een klerk, die
niet aan sport doet, doch geregeld in zijn functie trappen loopt.
Hieruit valt dus te leeren de groote energiebesparing, welke een
mechanisch aanleeren van de juiste opeenvolging van bewegingen,
geeft.
Verder wordt bij goed-getrainden, koolzuur gemakkelijker en
sneller afgegeven. Verschuiving van zuurgraad wordt hierdoor
iets tegengegaan en het doode punt komt dan dus niet zoo scherp
tevoorschijn. Bovendien is bij een getrainde een grootere zuurstof
opname mogelijk dan bij een ongetrainde, doordat de vitale capa
citeit toeneemt en dit doet de arbeidsprestatie stijgen. White en
Mc. Guire vonden in een militair opleidingskamp een toename
van 56%. De grootste toename van deze vitale capaciteit is toe
te schrijven aan de mogelijkheid van het ademhalingsapparaat om
grootere bewegingen te maken; het is dus niet terug te brengen tot
een vergrooting van de borstkas zelf. De sport op zichzelf kan in
de ontwikkelingsjaren wel een vergrooting van de borstkas teweeg
brengen, zooals we reeds bespraken; de training als zoodanig
zou bij reeds volkomen ontwikkelde bostkas deze niet in grootte
doen toenemen.
De vitale capaciteit is verder afhankelijk van de soort sport en
deze is wel het grootst bij die, waarbij de ademhalingsspieren het
meest worden gebruikt, n.l. bij race-roeiers tot 5% liter en daar
entegen matig bij b.v. voetballers en licht athletiekbeoefenaars:
4% liter. Normaal is de vitale capaciteit 3% liter.
Vroeger werd wel eens aangegeven, dat bij overtraining de
vitale capaciteit zou terugloopen, zoodat men hieraan een
goed kenmerk van overtraining zou hebben. Hiervan is echter
bij meerdere observaties niets gebleken. Verder treedt bij getrain
den een verandering in de frequentie van de ademhaling op, n.l.
1173