grooter aan longontsteking, tuberculose en typhus 25 grooter.
Echter is dit volgens een statistiek van voor 1907. Of deze aan
de modern te stellen eischen voldoet is de vraag.
Het beschikbare materiaal is nog veel te gering om hieruit
zekere conclusies te trekken we zullen ons oordeel dus voor-
loopig moeten opschorten. Aanstippen wil ik nog even, dat het
voorgaande alleen betreft de wedstrijdsport, waarbij dus het uiter
ste van het lichaam wordt gevergd.
Tot slot nog zeer in het kort de invloed van sport op karakter.
Ook hierover zijn de meeningen wel zeer verdeeld. Tegenover
de felle voorstanders, die spreken over den veredelenden invloed
op het karakter, verbroedering van volken, enz. staan de felle
tegenstanders, die juist spreken van verruwing van geest, ver
laging van zeden en bederving van karakter.
Naar mijn inzicht ontstaan deze meeningen door het volgende
in aanleg zijn in het karakter van elk individu bepaalde ken
merken neergelegd. Verandering hiervan zal niet optreden, wel
zal het individu verscheidene kenmerken kunnen maskeeren of
voorspiegelen. Bij sport, door optredende vermoeidheid, de ver
hoogde prikkelbaarheid, enz. heeft men zich nu dikwijls minder
in bedwang, de remmen vallen daardoor weg, en nu zullen slechte
karakter-eigenschappen gemakkelijker en duidelijker zichtbaar
worden. De goede daarentegen komen nu beter uit en doen dan
sympathiek aan. Dat hierdoor deze beide meeningen ontstaan, is
dus te begrijpen. De verruwende of veredelende invloed is dan
slechts schijnbaarde sport doet de aanwezige kenmerken beter
uitkomen. Echter nogmaals, wat niet primair in het karakter zit,
zal daarin niet door sport worden gevormd.
Bijvoorbeeld, de aanvoerder van een team of ploeg moet door
zettingsvermogen, durf, sterke wil en inzicht hebben. Dit heeft
hij primair, op zijn hoogst zal door oefening deze gaven worden
versterkt en die deze gaven niet heeft en wel een goed volgeling
is in ploeg of team, zal hoeveel hij ook aan sport doet, nooit die
karakter-eigenschappen krijgen, welke voor een leider noodig zijn.
Speciaal met het oog op de militairen wil ik nog even een be
paalde karakter-eigenschap aanstippen, welke door sport wel
wordt versterkt en aangekweekt, n.l. het zelfvertrouwen. Dit is
m.i. iets, dat bij de recruten onder den invloed van sport zeer
wordt bevorderd, al spreekt de militaire opvoeding hier ook een
woordje bij mee. Echter het weten, lichamelijk dat te kunnen pres-
teeren, hetgeen ze vroeger niet van zichzelf hadden gedacht, het
weten op lichamelijk gebied niet bij anderen achter te staan, doch
daarboven, geeft den minderen inheemschen militair voor een
groot deel het zelfvertrouwen, dat ze in hun beroep zoo noodig
hebben.
1184