1199 moeilijkheden, welke zich in het moeilijkste geval (den aanval) voordoen. Aangeroerd worden de vragen: 1. Bevelen of teekens Minstens moeten opdracht en doel ieder bekend zijn, dat kan alleen door een bevel. 2. Hoe de groep in te zetten Hiervoor is een bevel noodig, dat de vol gende punten inhoudt: 1. vijand. 2. opdracht eigen sectie. 3. opdracht voor de groep. 4. naaste doel van de groep. 5. aan te nemen vorm. Dit bevelsschema moet iederen „Gruppenfüfrer" in vleesch en bloed zitten. Na dit bevel kan de groep voorloopig met teekens verder worden geleid. 3. Wanneer wel en wanneer geen verkenners uit te zenden? 4. Welk bevel wanneer de beweging met vuur moet worden gesteund S. eischt dan een kort bevel (Doel, vuuropdracht voor de l.G.M. en op dracht voor de Sch. Tr.). 5. Waar moet de cdt. zich bevinden S. geeft voor de aanvoering 3 grondbeginselen: a. Bevelen van voren naar achteren, de cdt. behoort dus vóór te zijn. b. De groep moet van punt tot punt gedirigeerd worden, omdat dit de eenige manier is om de groep in de hand te houden. c. Het bevel van den sie.cdt. onderverdeelen en voor de groep steeds een dichter bijzijnd doel opgeven, na het bereiken daarvan een volgend doel, om ten slotte het aanvalsdoel van de sie. of een deel daarvan aan te geven. Revue Militaire Suisse, Nr. 5, Mai 1935, nr. 6, Juin 1935. „he combat de localités" par le cap. M. Piquet. S. bespreekt drie gevallen van gevechten om bewoonde oorden uit de krijgsgeschiedenis. le. Het gevecht om Bazeilles (1 Sept. 1870). 2e. Het gevecht om Arsimont (a.d. Sambre tusschen Charleroi en Namen), dat zich 21 Aug. '14 afspeelde. 3e. Het gevecht om Dixmuiden, een episode uit de „Course a la mer", waar tusschen 16 Oct. en 10 Nov. '14 de D. 14 malen op aanvallen en het tenslotte in een bloedig handgemeen nemen, dank zij een voorafgaand geweldig art. vuur de bezetting had 26 dagen tegen een vijfvoudige overmacht standgehouden De verdediging van bewoonde oorden berust, zooals deze voorbeelden ook weer aantoonen op een weerstandslijn binnen of buiten, maar niet in den rand ervan, een krachtig flankement buiten het dorp, een inwendige organisatie, omvattende vele steunpunten en plaatselijke reserves. De aanvaller is „attiré par les agglomerations comme par un aimant'' en moet er meer middelen ter verovering voor inzetten dan het belang van het object wettigt. In „Le fusil-mitrailleur sur affüt" beschrijft Kap. Ch. Daniel een affuit voor een f.m. wegende 11 kg, min. vuurhoogte 33,5 cm, max. vuurhoogte 77,5 cm, schootsveld 650 %0. Voor vuur tegen doelen in de lucht is een andere affuit met een schoots veld van 360° noodig. Het wapen is beweegbaar, aldus S., als een f.m. en schiet als een mitr. en kan een frontbreedte van 50 a 100 m neutraliseeren. S. wil een indeeling per cie van 1 sie van 3 st., waardoor voorkomen kan worden dat een sie

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1935 | | pagina 79