1203 In België staat nog steeds de organisatie van den waarnemingsdienst in het brandpunt van de belangstelling. De Buil. beige des sciences mil. van Mei 1935 bevat weder een artikel van Lieut.col. Nonnon: Vobservation a l'artillerie de corps d'armée, waarin hij van antwoord dient aan Capitaine Smesman (zie I.M.T. No. 8). De overste Nonnon is een voorstander van ver doorgevoerde centralisatie van den waarn. dienst. Zijn betoog brengt hem tot de volgende conclusies. 1. Er is geen reglementair voorgeschreven methode v.w.b. centralisatie of decentralisatie in het waarnemingssysteem. 2. Iedereen is het er over eens, dat de beste resultaten worden bereikt, indien men de vuren der afdeeling laat leiden door een waarnemer van het eigen onderdeel. Laat men de onderdeelen echter zelf naar wng. posten zoeken, dan gaat veel tijd verloren, zonder dat men de zekerheid heeft, dat zij een wng. post vinden, die aan de eischen voldoet. Deelt men echter het terrein in strooken in, waar iedere wng. ploeg zich een wng. punt uitkiest zonder op de vuurstrook van zijn onderdeel te letten dan komt men tot een wng. systeem, dat in vele gevallen de mogelijkheid openlaat tot vuurlei ding door eigen waarnemers, in andere gevallen echter noodzaakt om het vuur te doen leiden door vreemde waarnemers; doch men heeft hierbij het voordeel, dat op alle doelen waarneming mogelijk is. 3. Dit systeem zal bij voorkeur toegepast moeten worden bij de groep en in de verdediging, en wanneer a) het legerkorps een breed front inneemt; b) men weinig tijd heeft (4 a 6 uur) om de wng. posten in te richten c) het niet toepassen hiervan een te overmatig gebruik van telef. mate rieel zou meebrengen. De toepassing is echter ook mogelijk binnen het raam van de L.K. art. en bij den aanval, hoewel men dan meer moeilijk heden ondervindt. 4. Door uitbreiding van het aantal wng. ploegen tot 7 per afdeeling, kan men van dit systeem een groot rendement verwachten en volkomen beant woorden aan de behoeften der afdeelingen op dit gebied. Men zendt dus zoo spoedig mogelijk een aantal wng. ploegen (4 of 5 per afd.) het terrein in, waarbij voor elk van haar een wng. strook wordt vast gesteld. De in reserve achtergehouden wng. ploegen kunnen worden ingezet als de afdn. tevoren de te bevuren doelen weten, hetgeen echter volgens schr. uitzondering zal zijn. Luchtdoelartillerie. In Luftwehr van Juni 1935 komt een artikel voor van R. Lindblad Bedarf an Flugabwehrartillerie bei der Ortsverteidigung, overgenomen uit Ny mili- tar Tidskrift van Mrt. '35. Bepleit wordt een verdedigingssysteem, waarbij z.v.m. alle kwetsbare punten van het land van luchtafweermiddelen worden voorzien en wel in een hoeveelheid, die verband houdt met de mate van belangrijkheid van elk punt (in tegenstelling dus met het systeem, waarbij men de meest vitale punten van een zeer zware bescherming voorziet). In Zweden zijn daarvoor o.a. uitgetrokken 46 batterijen, 87 sectie zware mitrs. en 29 zoeklichteenheden. Hoofdelementen van de luchtverdediging vormen luchtdoelartillerie en luchtwachtdienst. De trefkans van de ld. art. is volgens schr. sinds den wereld oorlog gestegen van 0,003% tot 4 dus meer dan 1000 maal ver groot. De schootsverheid is vergroot met 35 voor de middelzware kalibers en met 75 135 voor de zware kalibers. Bij de kleinkaliber inf. wapens is de trefkans 2 Het Zweedsche ld. art. reglement geeft volgende getallen voor het verkrijgen van 2 gunstig liggende lagen op 3000 m afstand 15 schoten, in 10 sec. 5000 m 20 15 6000 m 40 30

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1935 | | pagina 83