f. De leider van de oefening moet (evenals bij alle andere oefe
ningen) precies weten, waarheen de tegenpartij loopt, om
eventueel een verloren gegaan spoor terug te vinden.
Tot dit laatste echter niet te spoedig overgaan, want juist
het zoeken naai' een verloren gegaan spoor is een goede
oefening voor de brigade.
g. De leider moet weten in welke volgorde de aan de tegenpartij
opgedragen trucs zijn toegepast, als b.v.
1) Links of rechts van het spoor spoorloos in 't bosch ver
dwijnen en b.v. 50 m verder 't spoor weder voort
zetten.
2) Het spoor in tweeën of drieën splitsen en later weer bij
elkaar laten komen. (Patr. Comdt. moet dan beslissen
welk spoor hij zal volgen; in den regel het zwaarst beloo-
pen spoor en indien zulks niet te constateeren is, één der
sporen, waarbij snelheid van beslissing op den voorgrond
staat)
3) Het tijdelijk volgen van een snelstroomend riviertje.
4) Het loopen in een cirkel en weer op het oude spoor terug
komen.
5) Het achteruitloopen en het maken van een valsch spoor
enz. enz.
h. Spoorzoekers moeten vooral getraind worden in het vlug zien
en volgen van een spoor, want men moet, een spoor volgende,
ook kans zien de tegenpartij in te halen.
i. Niet alleen moet beoefend worden het volgen van een spoor,
maar ook 't opzoeken en daarna volgen van een spoor. B.v.
bij een pas verlaten ladang laten nagaan in welke richting de
menschen zich verwijderd hebben.
Hierbij treedt ook vooral het beleid van den patr. comdt.
op den voorgrond.
j. Behalve 't oefenen der zich daartoe 't meest eigenende mili
tairen (i.e. jachtliefhebbers), moet men niet vergeten het
spoorzoeken bij anderen te ontwikkelen.
2. Leggen van hinderlagen.
Bij nacht.
Behalve de hieromtrent bestaande voorschriften (zie V.P.T.L.)
moet men altijd het volgende in acht nemen
a. De hinderlaag wordt gelegd zoo dicht mogelijk aan den weg
(het pad) waarlangs men de tegenpartij verwacht.
Om het overdreven uit te drukken moet men den loop van
de karabijn in de borst van de tegenpartij kunnen drukken.
1228