gedekt wordt door een in de „sikap awas" staand militair, de
trompen gericht op den gevangene.
9. Oriënteeren en kompasloopen.
Hierin kan ook de noodige variatie worden gebracht
a. Men geeft eerst het kader duidelijk aan, waar men is en laat
daarna een ieder zijn kaart opbergen.
De patr. comdt. gaat nu met kaart en kompas in de hand
loopen en geeft 't kader opdracht het terrein goed in zich op
te nemen en goed op den stand van de zon te letten.
Na één, twee uur loopen laat hij halt houden en 't kader
laat hij op de kaart uitzoeken, waar men zich bevindt.
b. Men laat 't kader op de kaart zien, waar men is en 't punt
waar men heen wil.
Na goede bestudeering van de kaart laat men 't kader de
kaart opbergen en één man kader brengt de patr. zonder kaart
te gebruiken op de aangegeven plaats.
c. Als onder b., doch nu volgt men geen paden e.d., doch moet
't kader eerst de kompasrichting vastleggen, met de kaart in
de hand daarna wordt de kaart opgeborgen en met 't kompas
in de hand (waarop niet voortdurend gekeken mag worden
moet nu één man kader langs de aangegeven kompasrichting
de patr. op haar plaats brengen.
Voor bovenstaande oefeningen kunnen ook soldaten ge
bruikt worden, die aanleg bezitten en er wat voor gevoelen.
d. (ook voor soldaten).
Tijdens een patr. komt men b.v. op een kale heuvelkam,
vanwaar men een mooi uitzicht heeft.
De patr. comdt. laat halt houden en legt zijn patr. in tirail
leurlinie achter den kam en laat de manschappen b.v. een
kwartier lang (later korter) 't voorgelegen terrein bekijken
en in zich opnemen.
Daarna laat hij allen een weinig naar beneden gaan tot ach
ter den kam en laat hij enkelen eens vertellen hoe 't voorge
legen terrein er uit ziet, waarbij alle opgemerkte terreinvoor-
werpen in één bepaalde richting (b.v. van W. naar O.) achter
eenvolgens moeten worden opgenoemd.
e. (ook voor soldaten).
Onderweg op patr., vooral als men veel gepoeterd heeft,
halt houdende om te rusten, vragen in welke richting het
kampement ligt, het 's morgens verlaten boschbivak e.d.
Men onderkent dan al heel spoedig de menschen, die maar
achter hun comdt. aansjouwen er op vertrouwende, dat deze toch
niet verdwalen zal.
1237