Al vast stak ik mijn licht op bij de verschillende specialisten,
die in het militair hospitaal te Magelang werkzaam waren. Ieder
van deze collegae pleitte voor de goede eigenschappen, die de aan
staande soldaat zou moeten bezitten, en elk deed het min of meer
op zijn eigen terrein.
De internist raadde natuurlijk aan, alleen menschen te nemen
van algemeen athletischen bouw, flink en stevig uit de kluiten
gewassen en met een hart en een paar longen, waarop hoegenaamd
niets aan te merken viel.
De oogarts wilde alleen jongelieden met volkomen normale ge-
zichts-scherpte en algeheele afwezigheid van trachoom en van
ook de kleinste hoornvlies-vlekjes. Daar hij toevallig gelijktijdig
waarnemend oor- en keel-specialist was, verzocht hij menschen
met opgezette amandelen of iets verminderde gehoorscherpte niet
door te laten.
Zoo zou kunnen worden doorgegaan.
Iedereen gaf zijn meening naar beste weten, onder het motief
„Je kunt in overvloed menschen krijgen, waar niets aan ontbreekt,
waarom zou je risico op je laden, door er te accepteeren, waar
iets aan scheelt".
Vol goeden moed en in afwachting van het verschijnen van de
athleten, die zich aan de keuring voor beroepsmilitair zouden on
derwerpen, trokken wij hierop het eerst naar de omstreken van
Malang.
De eerste dagen brachten al terstond de groote ontgoocheling.
Het menschenmateriaal, dat zich aanbood, bleek over het alge
meen meer dan slecht. De jongelieden maakten een slappen en
ondervoeden indruk. Al heel gauw zag ik in, dat wilde ik niet
aan het eind van de keuringsperiode zoo goed als geen candidaten
bij elkaar hebben--, wat water in den wijn diende te worden
gedaan en zoo kwam ik er noodgedwongen toe, om inplaats van
uit te zien naar „in alle opzichten schitterende kerels" uit te
zien naar „jongens, die er, wat hun physiek betreft, mee door
konden".
Aanvankelijk lag het in de bedoeling, om de grootere centra
(b.v. Malang en Blitar) als wervingsplaatsen te vermijden.
Noodgedwongen gingen wij ten leste toch tot keuren in de
hoofdplaatsen over. Ik kreeg daarbij den indruk, dat het men-
schen-materiaal, dat zich in de steden aanbood, over het algemeen
beter was, dan dat wat van het platteland kwam.
Dit verschijnsel kan ik moeilijk verklaren.
De meerdere sportiviteit van een deel der jongere generatie
van de inlanders in de steden zou een oorzaak kunnen zijn.
Ook kan het niet uitgesloten worden geacht dat wij juist uit
het platteland de beste en krachtigste jongemannen niet krijgen.
1270