De flinke gezonde tani toch, een type, dat wij als „stevige boe renjongen" niet ongaarne in het leger zouden zien, meldt zich niet in de eerste plaats aan om beroepssoldaat te worden. Hij is daartoe nog steeds te veel gehecht aan zijn dessa en zijn stukje grond, terwijl ook in de minder ontwikkelde streken de schuwheid om militair te worden waarschijnlijk wel grooter is dan in de steden. Hoe weinig bruikbaar materiaal er maar schuilt onder hetgeen zich bij het Bestuur als gegadigde aanmeldt om dienst te nemen in het leger, moge wel blijken uit de volgende cijfers In Malang en omgeving hadden zich ruim 2000 candidaten op gegeven, die allen militair wilden worden. Van deze werden er ten slotte 83 goedgekeurd. Al de overigen zijn als onbruikbaar afgewezen. Hier moet echter worden bijge voegd, dat een niet onbelangrijk deel niet tot de definitieve keu ring werd toegelaten op grond van analphabetisme. De wervingsofficier vond het niet kunnen lezen en schrijven in den tegenwoordigen tijd en in verband met de eischen, die aan een goed infanterist gesteld moeten worden, een zoo groot bezwaar, dat hij degenen, die deze kunst niet meester waren, niet wilde doorlaten. Ook het niet onafhankelijk van elkaar kunnen openen en slui ten van de oogen (lastig met het oog op schietopleiding) werd als volstrekt beletsel beschouwd om te worden toegelaten. Nu moet hier worden bijgevoegd, dat de verrichte keuring slechts een voorloopig karakter had. Al de door mij doorgelaten menschen werden namelijk in een der militaire hospitalen, hetzij te Malang, of te Magelang, nagekeurd. En zoo geschiedde het, dat er van de 83 voorloopig goedgekeur- den, te Malang nog eens 49 afgekeurd werden, met als poover resultaat, dat het leger 34 nieuwe, jonge soldaten rijker geworden was. Van 2000 gegadigden ten slotte definitief aangenomen 34, be- teekent zoowat één zesde procent. Men kan dit niet anders dan bedroevend noemen. Opgemerkt moet worden, dat zoo slechte resultaten, als wij in de omgeving van Malang hadden, zich niet meer hebben voor gedaan. In Djocja en Poerworedjo (met omliggende plaatsen) b.v. maakten de zich aanbiedende candidaten over het algemeen een wat beteren indruk. Toch waren ook daar de „prachtkerels" een uitzondering. Trouwens, wanneer men er iemand had, die op het eerste ge zicht ietwat athletische gestalte te aanschouwen gaf, gebeurde het maar al te vaak, dat hij een trommelvliesperforatie, een niet 1271

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1935 | | pagina 59