1285 waarnemen dan de bezetting van de strijdwagens (die gebruik moet maken van de kijkspleten), eerstgenoemde ver in het voordeel is, vooral ook omdat de strijdwagens in boschterrein het voordeel van groote snelheid moeten prijsgeven. Wel is waar kunnen de tanks middelmatig dikke boomen omver rijden, dit kost echter door de groote krachtsinspanning welke er voor noodig is, veel bedrijfsstoffen, terwijl het gevaar van het breken of verbuigen van assen en raden vrij groot is. Onder „bosch" als hindernis tegen strijdwagens moeten niet worden gerekend de met kreupelhout bedekte terreinen deze terreinen zijn wel onoverzichtelijk, zij kosten den strijdwagens echter geen bijzondere krachts inspanning om te doorschrijden. Uit het vorenstaande mag niet worden geconcludeerd, dat stellingen in boschterrein door hun ligging beschermd zijn tegen aanvallen van strijdwagens, omdat namelijk het boschterrein doorkruist is met wegen en paden, welke wel is waar door mijnen kunnen worden afgesloten doch vrij gemakkelijk door pioniers onder dekking van mortiervuur kunnen worden opgeruimd. De strijdwagens kunnen dan op een paar honderd meters van de stelling worden gereedgesteld om van daar uit de stelling te „überrennen" en op te rollen. Riviertjes en waterloopen van 1,5 m breedte en 0,75 m diepte vormen reeds een voldoende hindernis tegen kleine tanks, voor de middelbare tanks vormen waterloopen van 2 tot 3 m breedte en 1 tot 1,5 m diepte en voor zware strijdwagens die van meer dan 6 m breedte en 2 tot 4 m diepte een moeilijk of niet te doorschrijden hindernis hierbij is aangenomen dat de waterloopen steile oevers hebben. Rekening moet worden gehouden met het gebruik van amphibietanks, deze dwingen den verdediger er toe op de plaatsen waar de oevers niet steil zijn de landing door mijnen en (of) door in het water nabij den oever geslagen palen, te beletten. Van groot voordeel kan het zijn het anti-tank geschut zoodanig op te stellen dat de tanks onmiddellijk na de landing op welk oogenblik zij een zeer geringe snelheid zullen hebben onder vuur kunnen worden genomen. Vervolgens bespreekt Schr. de kunstmatige hindernissen. Als de meest doeltreffende moet worden beschouwd de droge of natte gracht met lood rechte bemetselde wanden, van ongeveer 5 m diepte en 10 tot 20 m breedte, zoodat het overbruggen met liggers, medegevoerd door brugslag-tanks, onmogelijk is. Een hindernis bestaande uit een rij palen kan tegen kleine en- middelbare tanks van nut zijn, tegen zware tanks echter meestal niet. Al zijn de hindernissen niet afdoende, toch zullen zij den strijdwagens noodzaken de snelheid belangrijk te verminderen waardoor zij, al is het gedurende korten tijd, langer aan het vuur van anti-tank geschut kunnen worden blootgesteld dan het geval zou zijn geweest wanneer zij zonder oponthoud hadden kunnen doorrijden. De verdediger zal er naar streven de hindernissen dusdanig aan te leggen, dat het gros van de strijdwagens tot stilstand wordt gebracht en de vijand genoodzaakt is door artievuur doorgangen in de hindernissen te schieten, waardoor de plaats van doorbreking aan de artillerie van den verdediger bekend wordt. De kunstmatige hindernissen moeten worden aangevuld door het gebruik van mijnen „es musz Grundsatz sein„Kein Hindernis ohne angelegte Kampfwagenminen." Luchtvaartnieuws. (B.B.d.S.M. No. 3, M.W. No. 8, Lm. No. 3, Mar. bl. Sept. '35). Duitschland. Een van de groote transportvliegtuigen Junkers G. 38 werd uitgerust met ruw-oliemotoren Jumo 4, elk van 750 pk. Het vliegtuig kreeg hierdoor een vermeerdering van de kruissnelheid met 38 km/u. Men ver wacht ook dat de actieradius en het plafond zullen worden vergroot en dat de exploitatiekosten minder hoog zullen zijn dan van den benzinemotor.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1935 | | pagina 73