1289 verdediging van de achterhoede wordt nadat de mitr. zijn teruggehaald op normale wijze gevoerd. De inf. is hierbij opgesteld achter den kam op de contrahelling, S. erkent dat dit een onaangename positie is tegenover een vijand, die van hooger gelegen terrein komt, maar hij acht de mogelijkheid dat de vijand aldus verrast wordt voldoende groot om dat nadeel te aan vaarden. S. redeneert aldus wanneer de mitr. uit hun vooruitgeschoven opstelling worden teruggehaald, zwijgt het vuur (behalve dat van de art.), waardoor de vijand den indruk krijgt dat het gevecht door de achterhoede is afgebroken; hij zal nu vlot voorwaarts gaan en komt dan bij het overschrij den van den bergkam (de plaats waar de mitr. oorspronkelijk stonden) onder het vuur van de mitr. uit hun tweede opstelling en van alle andere inf. wa pens, de kans is dan geboden voor een tegenstoot, als laatste gelegenheid voor dien dag om zich nog los te maken, anders zal de achterhoede het verdedigend gevecht tot de duisternis moeten blijven voeren. Ons bezwaar tegen dit artikel is dat S. een bijzonder geval, waarvoor be paalde gunstige terreinsomstandigheden een gebiedende eisch zijn, als een algemeene methode voor het achterhoedegevecht aanprijst. Terwille van de merkwaardigheid zij nog vermeld het artikel van Auspex and Ex-Guardee getiteld ..ïnjantry Drill", waarin Ss. pleiten voor een minimum aan voorgeschreven handgrepen en gesloten excercities. Wij zijn die periode al weer voorbij en algemeen wordt de waarde van stram exer- ceeren in ons leger erkend. Mïlitdr Wochenblatt. No. 45. Onder den titel: „Woran liegen die Schwierigkeiten der heutigetn Ein- heitsgruppe betoogt Wim Brandt, die den Chaco oorlog heeft medegemaakt, dat de klacht van de moeilijkheid den groep (bestaande uit één I.M.G. Tr. en één Sch. Tr.) aan te voeren, is gelegen in het z.i. te groot aantal menschen. S. stelt voor de groep te verkleinen tot 8 a 10 man, waardoor werkelijk een eenheidsgroep ontstaat, één cdt. is dan voldoende. De sie. wordt wel zwakker maar het is dan beter meer sien. bij de cie. te vormen; zijn daar geen L.M.Gn. voor, dan moeten deze sien. met Maschinen Pistolen (die ja doch eines Tages eingeführt werden müszen) worden uitgerust. S. denkt zich in dien groep 1 schutter en 1 munitiedrager, de overige munitie te doen dragen door de fuseliers van den groep. Blijkbaar kan de D. inf. dus nog wel zwaarder bepakt worden! Men vergeet, zegt S. dat de L.M.G. en M. Pistool niet alleen vuurkracht, maar ook stootkracht zijn, want het is ten slotte hetzelfde of de tegenstander in het handgemeen wordt neergestooten of neergeschoten. Wij blijven dat verschil in stoot- en vuurkracht wel zien, maar achten een zoo innige samenwerking daartusschen noodig, dat o.i. de vroegere indeeling van de sie. in 3 gelijke brigades de meest gewenschte is; kunnen we er, ook organisatorisch, niet toe terugkeeren Milit'dr Wochenblatt. Nr. 48. „Aus derTruppe für die Truppe. V. Stolzmann bespreekt nogmaals „Die Einheitsgruppe." S. stemt in met het denkbeeld, dat de fuseliers niet alleen de stootkracht en de L.M.Gn. niet alleen de vuurkracht uitmaken. De „Gruppe" stoot niet als speerpunt in den vijand, omdat het een „Einheits- gruppe" is, „Einheits- gruppe" wil zeggen, dat zij handelt naar den wil van den eenen groepscdt. Naar omstandigheden wordt de vijand bestormd afzon derlijk of te zamen door de verschillende deelen van de „Gruppe". Deze deelen streven naar een zelfde doel. Vanwege de moeilijkheden, welke zich voor iederen man in het gevecht voordoen, moet zelfs het kleinste deel een aanvoerder hebben. „Es gibt wohl niemand der nicht wüszte, dasz die Ausbildung des Mannes einer modernen Schützenkompanie viel schwieriger als die eines Ange- hörigen der schweren Waffen ist. Demnach ist logischerweise auch ihre Führung bis in ihre kleinsten Teile schwieriger." Deze uitlating houdt ook een

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1935 | | pagina 77