1292
vijand noodzakelijk moet passeeren, waarbij het dan echter gewenscht is
om het vuur met luchtwaarneming te leiden.
2e. Contra-art. vuren. Hierop wordt niet al te diep ingegaan, doch ge
wezen wordt op de noodzakelijkheid, dat de div. art. hierbij de L. K. art.
moet steunen tot het moment, dat de eigenlijke aanval is te verwachten.
Luchtwaarneming is noodig.
3e. Rechtstreeksche steun van de stelling.
a) Tirs a vue. Deze worden meestal door de aardwaarnemers ontke
tend, een enkele maal door luchtwaarnemers. De bevelvoering laat zich
niet in met deze vuren, uitgezonderd v.w.b. het tijdstip van de eerste vuur-
opening en de in max. hieraaan te besteden hoeveelheid munitie. Overigens
worden deze vuren dus geheel afgegeven op initiatief van den art. waarnemer,
tot het moment dat de vijandelijke inf. komt in de zone der afsluitings
vuren en de eigen inf. om afsl. vuur vraagt op dat oogenblik moet het vuur
op eigen initiatief pertinent worden afgebroken. Bij deze vuren kan de art.
al haar soepelheid ontplooien. Het vuurfront van de afd. mag dan niet be
perkt worden tot 600 m, maar kan 1200 tot 1500 m bedragen. Aangezien
het vuren betreft, waarbij de doelen voortdurend worden waargenomen, is
de uitwerking ervan verzekerd, terwijl een minimum aan munitie vereischt
wordt, omdat het vuur kan worden afgebroken zoodra men de uitwerking
waarneemt. De schr. verwijst naar de gunstige resultaten van deze vuren in
1914, toenmaals de eenige wijze van vuren, die men kende. Dit „tir au
lapin" eischt echter een langdurige oefening en routine, die men van de
res. officieren niet kan verwachten dan na verscheidene weken oorlogs-
practijk.
b) Voorbereide vuurconcentraties. Deze worden afgegeven op die terreinen
welke een bijzonder gevaar vormen en worden ontketend door den inf.
reg. cdt., bij uitgestrekte fronten soms door den bat. cdt.
c) Automatisch vuursysteem.
1) Tegenvoorbereidingsvuur. Voor den bewegingsoorlog het aantal te be
perken tot 2 a 3 zones, die in het speciaal behandelde geval elk 30 ha
groot zijn. Het tegenvoorbereidingsvuur gelijkt veel op de voorbereide vuur-
concentratie onder b)doch verschilt hiervan op de volgende punten
Ie. het wordt afgegeven door alle div. en L. K. art. 2e. het wordt af
gegeven vóór den aanval op zones nabij de uitgangsopstelling van den vij
and 3e. het kan op elk oogenblik worden afgegeven, zelfs als waarneming
niet mogelijk is (nacht, mist) het is een „blind vuur" 4e. het ontketenen
van dit vuur is altijd voorbehouden aan de bevelvoering (div. cdt., L.K. cdt.).
2) Afsluitingsvuur. Dit is de oude „barrage", die automatisch wordt ont
ketend op een eenvoudig sein van de inf. Voor 75 mm een lineair vuur op
300 a 400 m vóór de lijn van weerstand; daarachter (in de zone der tegenvoor-
bereidingsvuren) vuren van de zware art., normaal 155 C. van de div.art.
en de L.K. art. In beginsel beslist de inf. reg. cdt. waar deze vuren zullen
worden gelegd, en wel vóór die punten van de stelling waar men den vijand
beslist wil tegenhouden (de weerstandskemen)onafhankelijk van het feit,
of de eigen inf. dit terrein reeds voldoende bestrijkt met aut. wapens.
Want het zijn juist de weerstandskernen van de eigen stelling, die het
hevigst te lijden zullen hebben van de vijandelijke wapenwerking en waar
dus de eigen aut. wapens aan de grootste verliezen blootstaan.
In de Juli-aflevering behandelt de schr. het gevecht, dat zich in Aug. 1914
op dit zelfde terrein onder dezelfde omstandigheden heeft afgespeeld. Hij on
derwerpt deze actie aan een interessante critiek, welke overigens voor de hand
ligt indien men zich de methoden van 1914 voor oogen stelt. Wij willen uit de
beschrijving slechts naar voren halen de groote uitwerking van het art.vuur
op ongedekte doelen. Wat de waarnemers van den vijand zagen, werd buiten
gevecht gesteld. Daar staat tegenover, dat de aanvaller in de bedekte terrei
nen zoo goed als vrij spel had, omdat de art. niet kon constateeren, dat de