1296 De geheimhouding, die over dit geschut werd betracht, werkte als een twee snijdend zwaard. Want ook in het Duitsche leger was het bestaan zoo goed als niet bekend, met het gevolg dat men het niet behoorlijk wist te gebruiken (munitieverspilling). Justrow becritiseert ook het feit, dat men het geschut grootendeels voor spoorwegvervoer had ingericht, waardoor het in stelling brengen zeer veel tijd vorderde en, nadat de Fransche bij hun terugtocht de spoorlijnen hadden vernield, het geschut moest achter blijven. In het slothoofdstuk levert Justrow vrij scherpe critiek op het aanvals plan der Duitschers (speciaal de Schlieffensche idee) en meent, dat men door een snelle aanval op Verdun met alle beschikbare zware art. meer succes zou hebben gehad. Het tegendeel valt bezwaarlijk te bewijzen, doch het lijkt ons toch een gewaagde uitspraak. T. Genie. Militar Wochenblatt Nr. 7 geeft een interessant artikel over vechtwagen- afweer. Het doel van de vechtwagens omschrijft S. als volgt: „Die Kampf- wagen haben den Hauptzweck, eine feindliche Verteidigungsstellung ohne zeitraubende Anhaufung allzu groszer Mengen von Geschützen und Munition und ohne vorgangiges Artilleriefeuer in überraschenden Angriff zu durch- brechen. Sie sind der Hauptfeind der ihnen gegenüber wehrlosen Infanterie, da sie die Drahthindernisse des früheren Stellungskrieges einfach überwal- zen und von Infanterie einschlieszlich Maschinengewehre heute unverwund- bar sind." Voor actieve bestrijding komen in samenwerking tankafweer- geschut en mijnen, voor passieve afweermiddelen overige hindernissen, en voor tegenaanvalsmiddel de eigen vechtwagen; het krachtigste afweermiddel is het geschut. De mijnen zijn contactmijnen, zij worden ontstoken door den druk van het erover passeerende voorwerp; zij moeten minstens de rupsbanden kunnen doorslaan en ook tot ontsteking worden gebracht wanneer de aanvallende in fanterie erover passeert. Voor goede maskeering dient te worden gezorgd, daar anders de verrassing verloren gaat (geringe ingraving). T.a.v. het tac tische gebruik onderscheidt S.: a. gebruik als strooimijn, b. gebruik in een zone voor afsluiting en c. gebruik gedurende het gevecht, ten einde openingen te dichten. Strooimijnen hebben meer moreel dan materieel effect, zij laten den vijand in onzekerheid; vooral toe te passen bij de voorposten en in daarvoor gelegen, voor verdediging gunstige lijnen; het gebruik van strooimijnen komt vooral bij een vertragende actie tot zijn recht. Voor hindemiszones heeft men gemiddeld 3 mijnen per m' noodig; de mijnen dienen in 3 rijen schaakbordsgewijze verspringend te worden gelegd. De mijnen dienen m.h.o. op het moreel van de eigen troepen in de eerste plaats voor de eigen inf. te worden gelegd en overigens voor de vechtwagen- afweerwapens. Vechtwagenaanvallen worden in den regel bij dagaanbreken verrassend met gelijktijdig art.vu. (ook rookgranaten) tegen de vermoedelijke opstellingsplaatsen der afweerwapens en begeleid door een slagaanval van vlgn. ingezet, dan wel overdag in den loop van een gevecht nadat de vlgn. van den verdediger zijn verjaagd. In verband daarmede zal het aantal afweerwapens op het bedreigde front als regel onvoldoende zijn tegen de talrijke, snelle en verrassend optredende vechtwagens; mijnenvelden zijn daarom onmisbaar. Daar de vijand zal trach ten de mijnen door art.vu. of andere middelen op te ruimen, en hij daartoe verkenningen zal verrichten, dient aan de hinderniszone een grillig beloop te worden gegeven. Openingen voor patn. dienen in de hindernis te worden uitgespaard. Ter besparing van mijnen, in de eerste plaats op secundaire frontgedeelten, kunnen de mijnen worden afgewisseld met schijnmijnen en andere hinderissen. Indien voor de frontlijn van een stelling ook een draad-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1935 | | pagina 84