„réaliser les intentions du commandement. II rend compte le plus „tot possible". (Service en Campagne, Annexe 1, punt 45). Om dit te kunnen bereiken dienen echter alle onderaanvoerders en ook alle troepen, die zich op het operatietooneel bevinden, te worden beheerscht door het voornemen van den bevelhebber; dienen zij doordrongen te zijn van zijn onverzettelijken wil het beoogde doel te bereiken; dan dienen ook alle beschikbare strijd middelen ingezet te worden ten bate van dit doel en mag geen handeling, van welken ondergeschikten aard ook, buiten het kader van de operatie vallen. Alleen onder deze voorwaarden kan de con ceptie van den veldheer tot zijn recht komen en tot het uiteindelijke resultaat de vernietiging van den tegenstander voeren. Alvorens dit hoofdstuk te beëindigen, willen wij nog eenige aanhalingen weergeven uit verschillende dienstvoorschriften als mede uit eenige publicatie's van befaamde militaire schrijvers, ten einde nog duidelijker te belichten de waarde, welke alom aan het initiatief wordt toegekend. Beginnen wij in eigen land, dan vinden wij in het A.T.V., Hoofdstuk I, punt 2 aangeteekend: „Ieder bevelvoerende moet er van zijn doordrongen, dat onder alle omstandigheden niet- handelen verkeer der is dan een minder juiste keuze van de mid delen om eenig doel te bereiken". Ook het V.P.T.L. wijst in punt 12 (1) op de belangrijke plaats, welke het initiatief van brigadecommandanten bij den dienst in de buitengewesten behoort in te nemen. De Ned. Gevechtshandleiding vermeldt in punt 8, 5e alinea: „De commandant mag zich niet beperken tot het afwachten of zonder meer uitvoeren van bevelen; hij moet vooruit zien en zich voegende naar de ontvangen opdracht en naar de omstandighe den het te bereiken doel voor oogen houden en ook bij het uitblijven van bevelen handelend optreden. Daarbij moet hij echter bedenken, dat zijn troep slechts een deel vormt van het geheel en dat alleen bij voortdurende samenwerking het algemeene doel kan worden bereikt". Het nieuw verschenen Nederlandsche „Infanterie-reglement, Deel II, onderdeel A wijdt eveneens aan het initiatief van onder scheidene commandanten de noodige aandacht. Het vroegere Duitsche velddienstvoorschrift vermeldde: „Ohne Scheu vor Verantwortung soil jeder Offizier in allen Lagen auch den auszergewöhnlichsten seine ganze Persönlichkeit einsetzen um seinen Auftrag zu erfüllen, selbst ohne Befehl für Einzelheiten abzuwarten". Het thans van kracht zijnde Duitsche voorschrift Führung und Gefecht" stelt de kwestie als volgt„Die vornehmste Ftih- 27

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1936 | | pagina 27