afstand toch (misschien gecorrigeerd voor het verschil in op
stellingsplaats van directiepunt en stukken, maar dit is nog niet
aan de orde) zullen wij de stukken moeten afvuren om het doel
te kunnen treffen.
Het verband tusschen de afstanden van meetplaats en tref-
plaats blijkt het duidelijkste uit een voorbeeldjeStel dat de
afstandklok den meetafstand aanwijst; precies om 9 uur voor
middag is deze S gemeten meter. Lezen wij dezen afstand op dit
oogenblik af, dan moet deze eerst op de richtmiddelen bij de
stukken worden aangebracht, en moeten de stukken met dezen
afstand worden gerichtvoordat kan worden afgevuurd verloopt
dus eenige tijd, dien wij den „dooden tijd" (Td) noemen, en die
bijv. 10 secunden bedraagt.
Na het oogenblik van afvuren moet nog het aantal secunden
van den vluchttijd (Tv) verloopen voor het projectiel op het eind
punt van zijn baan is aangekomen. Het projectiel arriveert dus
(Td Tv) secunden over negen op de plaats waar het doel zich
om 9 uur precies bevond.
Brengen wij nu op de afstandklok een correctie aan voor de
afstandverandering van het doel in deze (Td -j- Tv) secunden,
dan zal het projectiel worden afgevuurd met den afstand dien
het doel volgens onze berekeningen op het oogenblik van inslaan
van het projectiel heeft, m.a.w. de klok is nu gesteld voor den
trefafstand, hetgeen juist is wat wij wenschen.
Verschillende omstandigheden als daginvloeden en meetfouten
kunnen oorzaak zijn, dat ondanks onze berekeningen de schoten
toch niet precies op den afstand van het doel vallenalsdan is
het mogelijk door het instellen van afstandcorrecties te trachten
den afstand van de klok nog te verbeteren.
Bij directe richting wordt de zijdelingsche richting bij de stuk
ken gegeven door op het doel te richten met een bepaalden kij
kerstand of stand dwarsarm, bij indirecte richting daarentegen
stellen wij het stuk op een bepaalden stand cirkelrand hetgeen,
waar de stukken georiënteerd zijn opgestld met de lijn 0-3150
naar het Noorden, neerkomt op het bepalen van het azimuth.
Beschouwen wij eerst de directe richting, en stellen wij ons
voor wat er bij het stuk gebeurt. De richter volgt daar het doel
door draaiing aan het zijwaartsch draaiwiel, waarbij hij zorgt
met het snijpunt van de kruisdraden in den kijker, dan wel met
de lijn vizier vizierkorrel, op het opgekregen richtpunt te blij
ven. Hij blijft het doel volgen tot het moment van afvuren pas
daarna, dus als het projectiel de monding gepasseerd is, kan hij
op de plaats waar het projectiel zal neerkomen geen invloed
meer uitoefenen.
Hij moet dus bij het richten alleen rekening houden met de
zijdelingsche verplaatsing van het doel gedurende den vluchttijd
38