6. DE GEZONDHEIDSTOESTAND VAN HET KONINKLIJK
NEDERLANDSCH-INDISCHE LEGER
IN 1934 J)
door
J. P. VAN DER SCHROEFF
Officier van Gezondheid 2de klasse.
Bij het opmaken der balans omtrent den gezondheidstoestand
van het Koninklijk Nederlandsch-Indische Leger, nadat alle
gegevens van het jaar 1934 zijn verzameld en gegroepeerd, is
het goed zich op grond hiervan af te vragen: „Hoe was het ai-
geloopen jaar?" en niet alleen deze vraag, maar ook b.v.:
Hoe was het jaar 1934 t.o.v. 1933?". „Zijn wij erop vooruit
gegaan of waren er ook tegenslagen?". „Heeft de Militair
Geneeskundige Dienst getrouw aan de stuwing m de richting
van hygiënische bepalingen en inspecties en zijn prophylactische
maatregelen v.n.l. op het gebied van infectieziekten, reden ge
geven zich te verheugen over de vorderingen die de preventieve
geneeskunde maakt, daarbij zich voor oogen stellend, dat: het
beter is te voorkomen dan te genezen
De opgemaakte balans dan geeft aanleiding in de volgende be
schouwingen een antwoord te geven op bovengestelde vragen.
Allereerst komen wij tot het overzien der totale ziektecijfers
voor het K.N.I.L. Bij een gemiddelde sterkte van 32396 militairen,
waaronder 7659 Europeanen en 24737 niet-Europeanen, kwamen
in 1934 voor 11898 ziektegevallen (3523 bij Europeanen en 8375
bij niet-Europeanen), hetgeen een ziektecijfer geeft voor de Euro
peanen van 460°/oo, voor de niet-Europeanen van 339 /0o en
voor het totale leger van 367 °/oo- Vergeleken bij de cijfers van
1933 is het ziektecijfer voor de Europeanen en de dienstplichtigen
veel gunstiger geworden, voor de niet-Europeanen iets hooger
(dus iets ongunstiger). Het totale ziektecijfer is iets gestegen t.o.v.
van 1933, doch blijft toch nog veel lager dan m 1932.
Een opvallend verschijnsel is, dat de verhouding van het ziek
tecijfer der Europeanen t.o.v. dat der niet-Europeanen zich steeds
in dien vorm blijft wijzigen, dat het ziektecijfer der Inheemsche
58
J) Met grafieken achter in dit nummer.