Den 1 Juli begon de ontscheping, en tegen 2.00 den 2 Juli waren
6000 man geland, met welke NAPOLÉON voor zonsopgang afmar
cheerde om zoo spoedig mogelijk Alexandrië te bezetten; wat
tegen 11.00 reeds gelukt was.
Tot goed begrip van den toenmaligen ethnografischen toestand
in Egypte zij vermeld, dat dit land sinds het begin van de 16e
eeuw aan Turkije behoorde, althans in naam, en door een Pacha
in Caïro werd bestuurd.
De werkelijke macht was echter in handen van 24 Bey's der
Mammelukken, die elk eene provincie bestuurden. De machtig-
sten onder de Bey's waren Ibrahim en Moerad, die onderschei
denlijk in Opper- en Neder-Egypte heerschten. De toestand was
dientengevolge, dat de oorspronkelijke inboorlingen (Arabieren
en Kopthen, 250000 hoofden) werden geregeerd door de Turken
(Janitsaren, 200000 hoofden), en deze weer door de Mammeluk
ken (Circassiërs, 70000 hoofden).
NAPOLÉON's politiek was er nu op gericht om eerst de Mam
melukken te vernietigen en zich daarna van de medewerking van
de Arabische sheiks te verzekeren.
Den 3 Juli 1798 begon de opmarsch van Alexandrië naar Caïro
(ruim 200 km). Deze marsch, waarbij geen water werd medege
voerd en de verplegingsmiddelen ontoereikend waren, bleek zoo
zwaar te zijn voor het slecht voorbereide leger, dat het in de gele
deren tot openlijk verzet kwam, van hoog tot laag. In een hoofd
stuk van zijn Mémoires, getiteld: „Tristesse et plaintes des soldats
(Tome II, blz. 232 e.v.) erkent NAPOLÉON dit ook
„La melancholie et la tristesse régnaient dans l'armée
„Le biscuit apporté d'Alexandrie était mangé depuis longtemps
„Leur imagination était tellement tourmentée que, deux dragons
„se jetèrent tout habillés dans le Nil et se noyèrent.
„II est vrai de dire que, si on n'avait ni pain, ni vin, les ressources
„qu'on se procurait avec du bied (ongepelde maïs), des lentilles
„(linzen), de la viande et quelquefois des pigeons, fournissaient du
„moins a la nourriture de l'armée (Erg overtuigend klinkt dit inten
dance-verhaal nietSI.) „Mais le mal était dans l'exaltation des têtes.
„Les officiers se plaignaient plus haut que les soldats", enz. enz.
Toen NAPOLÉON op 13 Juli Caïro naderde, kwam het eerst
tot een kort gevecht met een 3 a 4000 bereden Mammelukken. En
omdat de Franschen over nagenoeg geen ruiterij beschikten, liet
NAPOLÉON per divisie een carré-formatie aannemen, wat een
succes bleek. Den 21 Juli volgde ten slotte de aanval op Caïro,
welke NAPOLÉON in zijn Mémoires met den pompeuzen titel
van „Bataille des Pyramides" heeft opgetooid, terwijl hij de sterkte
van het Mammelukkenleger op 60000 man heeft gesteld J). In
b Sommige schrijvers noemen nog grootere cijfers, tot 90000 man toe
5