73 3. De inf. kan haar volledige vuurkracht slechts in een stellingoorlog ontwikkelen in het offensief in den bewegingsoorlog moet zij op de vuren van de art. nog meer kunnen rekenen dan op haar eigen vuur, want de wapenen waar de inf. er veel van heeft zijn van klein kaliber, zijn ze krachtiger dan is de munitie-aanvulling des te moeilijker, plaatst men m.h.o. daarop deze wapens verder naar achteren dan zijn artilleristische schiet- methoden noodig en dat geeft teleurstellingen„Car il ne suffit pas de perdre les qualités du fantassin pour acquérir celles de l'artilleur". (S. ver geet o.i. dat niet alleen de zorg voor de munitie-aanvulling, maar ook de groote kwetsbaarheid van de zw. inf. wapenen tot een achterwaartsche op stelling nepen, met het onvermijdelijke gevolg dat dan de schietmethoden ingewikkelder worden). 4. T.a.v. het gebruik der div. art. Centralisatie beteekent kracht, decentralisatie snelle hulp. Moeten snel klappen worden gegeven, dan mag de inf. die het art. vuur noodig heeft, niet van den artillerist, die het vuur moet geven, gescheiden zijn „par toute une cascade hiérarchique". Daarom een deel van de art. decentraliseeren, tot b.v. één bij. bij ieder bat. van het eerste echelon. De overige div. art. centraal in handen van den div.cdt. om groote klappen te geven. 5. T.a.v. de ondergeschiktheid van de gedecentr. art. Om steeds de vuren te kunnen afgeven, welke van hem worden gevraagd, moet de bij. cdt. zelfstandig handelen, zonder dat hij zich behoeft te be roepen op zijn chefs. Juist voor een innige samenwerking is een zekere mate van onafhankelijkheid noodig. „Que les fantassins sachent bien qu'il n'est pas nécessaire de commander aux artilleurs pour être bien servi par eux. L'appui de l'infanterie par l'artilleur n'est pas une question de subordination mais de solidarité". (In derdaad voor een vruchtbare samenwerking is altijd, maar in het bijzonder bij gevaar, een goede kameraadschap een voorname eisch, maar samenwer king uitsluitend gebaseerd op kameraadschap moet tot ongelukken leiden). Voorts bespreekt S. eenige factoren, die den aard van het moderne ge vecht beïnvloeden, n.l. den onverhoedschen aanval (zonder oorlogsverklaring), de uitgestrekte fronten (als gevolg van mechanisatie en motorisatie), de camouflage (gebruik van kunstmatige nevels), de motor (ook voor de ravitailleering), het gebruik van chemische stoffen, de radio. S. bepleit verder een groote mate van zelfstandigheid voor de onderedtn. Hij wil „la décentralisation de la volonté de vaincre" Het zeer lezenswaardige artikel wordt beëindigdmet de uitwerking van een eenvoudig opgezet „cas concret", dat zich er toe leent S's denkbeelden te adstrueeren. Tk. Artillerie. In Mavors Mei, Juni en Juli schrijft Kol. b.d. R. J. Hoffmann in zijne Tac tische causerieën: „Over de vormen van steun en bescherming te verleenen door de art. aan de inf. vóórdat deze ten aanval voorwaarts gaat". Vóórdat de inf. den aanval inzet, moet aan de volgende voorwaarden zijn voldaan le. de vijandelijke art. moet geneutraliseerd zijn 2e. in hindernissen moeten de noodige bressen zijn geschoten 3e. de vijandelijke inf. moet geneutraliseerd zijn. Deze voor de art. weggelegde taken worden achtereenvolgens behandeld.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1936 | | pagina 75