85 8. UIT DE PERS. Het A.I.D. van 22 November j.l. bevat een door een marinemedewerker geschreven artikel, waarin wordt betoogd, dat de aanschaffing van een lucht macht van bommenwerpers voor het leger, zooals door Overste Feuilletau de Bruyn in den Volksraad werd bepleit, niet strookt met de defensiegrondslagen, doch dat een dergelijke macht in Marine-verband behoort te worden geor ganiseerd. Schr. grondt zijne meening op de zinsnede uit de defensiegrond slagen, dat de neutraliteitshandhaving op Java en op enkele met name genoemde punten in de buitengewesten in hoofdzaak dient te geschieden door het leger en de neutraliteitshandhaving elders in de b.gn. in hoofdzaak door de marine. Hoewel deze in 1927 bekrachtigde grondslagen stellig nog geen rekening konden houden met de sedert plaats gehad hebbende ontwikkeling van het bombardementsvliegtuig en de daarmede gepaard gaande wijziging betref fende de waarde en het gebruik van dit thans sterk op den voorgrond treden de nieuwe wapen 1) willen wij de beoordeeling in hoeverre de conclusie van den marinemedewerker al dan niet juist is aan de bevoegde autoriteiten over laten. Opmerking verdient echter in dit verband een van militaire zijde ingegeven artikel in genoemd blad van 24 November 1935 betreffende kustverdediging in het algemeen, welk artikel wij hier in extenso laten volgen: „In verband met de bijdrage van onzen marine-medewerker betreffende „de vraag of een luchtmacht van bommenwerpers onder het leger dan „wel onder de marine dient te ressorteeren, en schrijvers visie, dat een „offensieve luchtmacht bestemd tot optreden tegen objecten buiten Java „óók op krijgskundige gronden georganiseerd moet worden in marine- „verband, komt vermelding van het onderstaande, waarop door een militai- „ren medewerker onze aandacht werd gevestigd mede gewenscht voor. „Coast Artillery Journal (Juli/Aug. 1935) bevat een extract van de voor bracht, welke door het hoofd van de Amerikaansche militaire missie in „Brazilië aan de Hoogere Krijgsschool te Rio de Janeiro voor den minister „van oorlog en andere autoriteiten werd gehouden. Betreffende kustverdedi- „gmg werd daarbij o.m. het volgende uiteraard voor Brazilië en de Veree- „nigde Staten geldende, doch ook voor ons interessante en in velerlei opzicht „opgaande medegedeeld. „Alle aan de kustverdediging deelnemende grondstrijdkrachten (zoowel „de mobiele als de niet-mobiele) met inbegrip dus van de kustartillerie „ook die in vaste opstelling voor haven en vlootbasisverdediging dienen „onder commando van het leger te staan. De onhoudbaarheid van het stand punt van bepaalde marinegezaghebbenden, dat de verdedigingsmiddelen te „land van vlootbases van zoodanig vitaal belang zijn voor de vloot, dat deze „middelen onder de marine dienen te ressorteeren, wordt op heldere wijze „aangetoond. De verdediging van een kuststrook of vlootbasis kan immers „blijkens de krijgsgeschiedenis niet uitsluitend door de kustartillerie worden „gevoerd, doch vereischt een legerafdeeling, samengesteld uit alle wapens; „bovendien zijn voor de verdediging van een kustobject ook maatregelen noo- „dig op kuststrooken, welke daarvan vrij ver verwijderd liggen. Splitsing van „de verdedigingsmiddelen te land in een deel onder de marine en een deel „onder het leger geeft voorts een onvoldoende garantie voor goede samenwer king („cooperation and mutual support can only be obtained by unity of „command. To divide command is to violate a basic principle of war. Nor „can we give the Navy command of this combined tactical team, because „the handling of large bodies of troops in land operations is not a naval „function Inderdaad, dit laatste bleek gedurende den wereldoorlog bij het „optreden op Ösel ook voor de Duitsche marine te moeilijk). Zie o.m. de betreffende artikelen in Luchtmacht 1934 en 1935 van Kapitein Gersen en Kapitein Boogh, alsmede C.A.J. Sept/Oct. 1935.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1936 | | pagina 87