195 de bezwaren, die aan het gebruik hiervan verbonden zijn (voortdurende beweging van de ballon, draaien om de as, kwetsbaarheid) in beschouwing neemt, is hij wel eenigszins optimistisch omtrent de mogelijkheden, en geeft hij zelfs een basis indeeling van deze ballons. T. V ersterkingskunst. Zooals te verwachten was, is commentaar op het artikel betreffende de beteekenis van duurzame landversterkingen i.v.m. de moderne strijdmiddelen (M.W. nr. 13, zie I.M.T. 1935 nr. 12 blz. 1297) niet achterwege gebleven. Een S. in M.W. nr. 19 oefent nml. in verschillend opzicht scherpe en o.i. juiste critiek uit. Opvallend is o.m. „Solange ein Festungswerk oder Fort noch nicht von der schweren Artillerie so weit niedergekampft ist, dasz seine Geschütze ausgeschaltet sind, kann ein Kampfwagenangriff gegen sie überhaupt nicht angesetzt werden (Ich nehme hierbei günstigerweise an, dasz die schwere Artillerie dies noch kann!)". S., verwijzende naar de opmerking in M.W. nr. 13, dat de vechtwagens een dankbaar doel voor den verdediger zijn, acht het inzetten daarvan tegen duurz. verstn. hetgeen z.i. neerkomt op in el kaar geschoten worden om vervolgens hoogstens dienst te doen als dekking voor de infanterie of als brug over hindernissen onwaarschijnlijk. Maar ook zonder 's vijands artillerie zullen naar S's meening de zware en middel bare vechtwagens de hindernissen van moderne duurz. verstn. nog niet kun nen overschrijden en dus de draadhindernissen van de nabijverdediging nooit bereiken. S. acht het inzetten van vechtwagens tegen de werken dan ook on juist. Hij ziet het gebruik ervan meer als volgt: „Die Kampfwagen werden mei- ner Ansicht nach vielmehr nach dem Niederkampfen der einzelnen Forts zwi- schen ihnen durchzurtoszen versuchen, um zum Kampf im freien Felde zu kommen. Dann ist auch der Gebrauch ihrer eignen Waffen nicht mehr fast bedeutungslos. Man bewaffnet doch einen Kampfwagen nicht, um ihn dort einzusetzen, wo er seine Waffen nicht gebrauchen kann!". S. ziet dan ook niet in vechtwagens een onmiddellijk gevaar voor duurz. verstn.: het zware vaste pantser is het lichte mobiele (van de vechtwagens) ver de baas. Wat het gebruik betreft voor het doorstooten van de intervallen, zegt S. dat de vechtwagens wel is waar geïmproviseerde hindernissen uit de vluchtige terreinversterkingskunst kunnen overwinnen, doch dat bij moderne stellingen te voren voorzieningen tegen vechtwagens óók in de intervallen - stellig zullen zijn getroffen (vergelijk de Fr.-B. gordellinie)Mogelijk zullen de zware en middelbare vechtwagens tegen deze hindernissen opgewassen zijn, de lichte echter stellig niet. Maar ook dan nog heeft men rekening te houden met de actieve (c.q. mobiele) afweermiddelen. S. concludeert „Ich glaube also nicht, dasz Kampfwagen den Anlagen im Zwischengelande, wenn sie verstandnis- voll, neuzeitlich und technisch richtig angelegt sind, gefahrlich werden kön- jnen". Naar S's meening moeten de vechtwagens zoo eenigszins mogelijk trachten door omtrekking van de duurzaam ter verdediging ingerichte stelling het vijandelijke achterland te bereiken, daarbij uiteraard samenwerkende met andere troepen. Bij een gordellinie als die langs de Fr.-B. Oostgrens is men echter tot een doorbraakpoging verplicht. Een optreden van alle grond- en luchtstrijdkrachten is daarvoor vereischt; een dergelijke aanval zal zeer moeilijk zijn en veel tijd vorderen. S. wijst er ten slotte nog op, dat duisternis en nevel wel het aantrekken en vervolgens gereedstellen van vechtwagenafdeelingen begunstigen, doch niet het uitvoeren van een aanval en in nog mindere mate een aanval op een moderne duurzaam ingerichte stelling. Een S. in M.W. nr. 15 wijst er in een opstel, getiteld „Lessen uit den vestingoorlog" o.m. op, dat de verkorte aanvalswijze in den wereldoorlog in vele gevallen tot succes heeft geleid. Het komt naar S's meening aan op een

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1936 | | pagina 113