Decrès zeer optimistisch schreef, dat bij behoorlijk beheer per jaar in Frankrijk 30 slagschepen konden worden gebouwd, en dat hij in elk geval midden 1807 100 slagschepen er bij moest hebben, vergat één gewichtig ding. Inderdaad konden die slagschepen wor den gebouwd, maar vlootvoogden, gezagvoerders en matrozen voor de bemanning waren niet uit den grond te stampen. De Fransche Revolutie had met één slag ook den stam van goede zeevaarders uitgeroeid; en na dien was er niets gedaan om het verlies weer goed te maken. NAPOLÉON, die zijn generaals en maarschalken te land in korten tijd improviseerde, zag over het hoofd, dat een dergelijk proces voor zeelieden niet uitvoerbaar is; en dat men om een goed zeevaarder te worden, zijn leven van jeugd af aan op de vloot moet doorbrengen, en met water en wind moet zijn opgegroeid. Hoe dit ook zij: de uitvoering van het inderdaad grootsche lan dingsplan werd bepaald op voorjaar 1805. Drie groote vloten zou den te zamen met de Spaansche Armada uit Brest, Ferrol en Toulon naar de Antillen zeilen, zich daar vereenigen, en dan naar Europa terugkeeren, de Engelsche vloot verslaan, en de overvaart van de landingsflottielje beschermen. Het plan was van groote allure en zeker uitvoerbaar: alles hing slechts af van de leiding. Maar evenmin als NAPOLÉON bij het leger onderaanvoerders vormde, die zelfstandig wisten te handelen en te denken, wilde hij bij de vloot slechts admiraals hebben, die zijn bevelen blin delings opvolgden. Was zijn beginsel te land met zijn zooveel betere communicatie nog wel te aanvaarden, voor de vloot was het stellig onjuist vanwege de moeilijke en tijdroovende bevelsover brenging. De Fransche admiraals waren dan ook onzelfstandig, en hoewel dappere mannen niet in staat om bij onverwachte situaties de juiste maatregelen te treffen. Den 2 Maart 1805 kreeg admiraal Ganteaume bevel om met zijn vloot van Brest naar Ferrol te zeilen, het daar ingesloten Fransch- Spaansche eskader te bevrijden, om daarna vereenigd naar Mar tinique te varen; daar zouden inmiddels admiraal Villeneuve uit Toulon en Missiessy uit Rochefort zijn aangekomen. Te zamen, veertig groote eenheden sterk, zou dan tot den eindstrijd worden afgevaren. En tot zoover was dus alles in kannen en kruiken! De eerste moeilijkheden veroorzaakte Ganteaume, die meldde, dat het onmogelijk was om Brest te verlaten, zonder in strijd te komen met de veel sterkere Britsche vloot. Villeneuve, wiens eskader in Toulon ook gereed was, kreeg, kort voor de afvaart, van NAPOLÉON nieuwe instructies, wat voor de actie ook al niet bevorderlijk was. Desalniettemin gelukte het hem om den 30 Maart 1805 uit Toulon weg te komen en Cadiz te bereiken, zonder dat hij door Nelson was bemerkt. Van Cadiz zeilde hij, versterkt door eenige Spaansche schepen, den 10 106

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1936 | | pagina 24