lijker is dan mitrailleurvuur, een omstandigheid welke van belang is, aangezien de maatregelen welke ter bescherming tegen bom men moeten worden genomen niet dezelfde zijn als die tegen mitrailleurvuur. De bommenwerper is pas gevaarlijk, wanneer hij loodrecht boven het doel is, tot dat oogenblik is hij overgeleverd aan het vuur van den grond. T.a.v. de resultaten met den achtermitrailleur wordt aangetee- kend, dat in vredestijd, bij oefeningen op stilstaande schijven en in gunstige omstandigheden, bij de L.A. een gemiddeld treffer percentage van 8 behaald wordt. Het percentage van 8 wordt behaald op onze bekende, stilstaande schijf dit percentage zal in werkelijkheid belangrijk dalen. T.a.v. de vuurdichtheid geldt dezelfde redeneering als voor de voormitrailleurs. Houdt de waar nemer zijn wapen stil en loodrecht op de lengteas van het vliegtuig, dan krijgen we bij een zelfde vliegsnelheid en vuursnelheid één projectiel per 6 m weglengte de uitwerking daarvan is natuurlijk nihil. Ook de waarnemer zal dus gerichte vuurstooten moeten afgeven, welke vuurstooten, om dezelfde redenen als voor de voormitrailleurs, geen belangrijke resultaten zullen opleveren. Slechts in één geval zullen we uitsluitend van mitrailleurvuur (zoowel voor als achter) gebruik moeten maken, en hiermede ook resultaat behalen, en wel bij het vuren op debarkeerende troepen. De volgeladen langzaam varende sloepen vormen dan een prachtig doel, terwijl afweer niet zal zijn te vreezen. C 2. De uitwerking van bommen. De scherfbommen, welke op zeer geringe hoogten worden afge worpen, moeten van een vertraging worden voorzien. Deden we dit niet, dan zou de bom bij den aanslag springen en is de kans groot, dat het vlg. wordt getroffen door scherven van de eigen bom. Ter wille van de eigen veiligheid moeten we dus noodge dwongen van een vertraging gebruik maken. Zooals bekend, beschikt de L. A. hiervoor over een vertraging van 6 seconden. Het gedwongen gebruik van deze vertraging heeft echter nadeelige gevolgen op de uitwerking van de bom. Bij het treffen van harden grond, bijv. een weg, een brugdek, enz. stuit de bom weder op, en springt in tweeden boog zij zal dan geen uitwerking hebben op het doel. Natuurlijk bestaat de kans, dat zich in de nabijheid van het springpunt een ander doel bevindt, bijvoorbeeld bij het aanvallen op gesloten voertuigencolonnes, op bivaks, enz. maar regel zal dit niet zijn. Valt de bom echter op zachten grond, bijv. in sawahs naast den weg, dan dringt de bom in, en gaat de uit werking voor het grootste deel verloren, zoodat ook in dit geval het beoogde resultaat niet wordt bereikt. De vlieghoogte is van grooten invloed op het opstuiten en in dringen van de bom. De laatste oefeningen te K.D. toonden aan, 120

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1936 | | pagina 38