getal als minimum volume daar een zittend persoon m2 opper vlak beslaat en de hoogte van een onderkomen 2 m. bedraagt. Dikwijls zal echter beduidend meer ruimte ter beschikking zijn b.v. 5 m3, waarvan alsdan een 5-voudig langere aanlooptijd het gevolg is. Ten einde de aanlooptijd zoo groot mogelijk te doen zijn, zou het dus voordeeliger zijn, om bij kleine specifieke volu mina sterker te ventileeren dan bij groote, immers in vele geval len zal de verblijftijd in het onderkomen korter zijn dan de aan looptijd. Ventilatie met betrekking tot de vochtigheid. De ventilatielucht Lf mag slechts zooveel vocht fa bevatten als toelaatbaar is m.h.o. op de zich in de ruimte instellende voch tigheid ft, in verband met de door n ademende personen per mi nuut afgegeven hoeveelheid vocht g X n, waarin bijv. g gr. gesteld kan worden. E.e.a. wordt uitgedrukt in de formule T 9 X n 1 fi - fa Voor de vochtigheidsconstante f geldt hetzelfde als opgemerkt werd omtrent s,- en c, evenwel is de toelaatbare constante niet zoo eenvoudig vast te stellen als voor zuurstof en koolzuur 1)aangezien de temperatuur daarbij een gewichtige rol speelt. Er bestaan ech ter eenvoudige instrumenten, welke de directe aflezing van de absolute vochtigheid toelaten; deze laatste is maatgevend. Het leven in een bepaalde atmosfeer is nml. op den duur onmogelijk, wan neer de hoogste bij lichaamstemperatuur van 37° mogelijke voch tigheid, d.i. 44 gr. per m3 daarbij optreedt. Bij hoogere tempera turen mag de graad van verzadiging deze grens niet overschrijden, bij lagere temperaturen wordt de levensgevaarlijke grens niet bereikt en kunnen longen en lichaam meer vochtigheid afgeven naar mate de afwijking van de verzadigingsvochtigheid stijgt. Evenredig met het afgeven van vocht is het afgeven van de warmte, welke voor de temperatuursregeling van het lichaam noo- dig is. Voor den rustenden mensch is het wel is waar van weinig belang of hij zich eenige uren in verzadigde lucht van bijv. 30° (bevat ruim 30 gr. waterdamp per m3) ophoudt, doch er moet rekening worden gehouden met het verrichten van arbeid. De arbeidscapaciteit is van temperatuur en vochtigheid sterk afhan kelijk, zij bedraagt in verzadigde lucht 30° C slechts van het maximum vermogen. Stellen wij b.v. f, fa 0,01gr. per liter, dan wordt 0,5 x n Lf50 x n liter p. mm. Er kunnen echter veel geringere vochtigheidsverschillen tus- schen binnen- en buitenlucht optreden, alsdan is ook een even- indien men die vochtigheid als relatieve vochtigheid uitdrukt. 130

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1936 | | pagina 48