De ventilatie t.g.v. den winddruk kan naar veler meening wor
den verwaarloosd, aangezien gasaanvallen slechts bij windstilte
of zeer geringen wind worden ondernomen. Men doet echter goed,
i.v.m. mogelijke optredende wijziging, wèl met den winddruk
rekening te houden. Overigens zou bij windstilte en bij ongunstige
ligging van het onderkomen b.v. in een dal, een gaswolk relatief
lang op dezelfde plaats kunnen blijven hangen, zoodat ook de dif
fusie meer invloed doet gelden. Bij kleine drukverschillen, welke
in woonhuizen tengevolge van winddruk en temperatuursver
schillen voorkomen, laten muren 0.5 a 2.3 liter/uur/m2 gedeeld
door de muurdikte in m door.
Het bestrijken met verf, in 't bijzonder olieverf, cement pleister,
behang, alsmede het bevochtigen met water, verminderen de
doorlaatbaarheid aanzienlijk.
Bij schuilplaatsen oefenen de ondichtheden van vensters, deuren
enz. veel grooteren invloed uit.
Wanneer bijv. de wind tegen een der schuilplaatstoegangen
drukt, zal, naar gelang van de windsterkte meer of minder gas-
houdende lucht in het onderkomen binnendringen. Om dit ver
schijnsel op te heffen, is eveneens een inwendige overdruk noodig,
welke minstens gelijk behoort te zijn aan den winddruk.
Er is nog een andere reden, welke een inwendigen overdruk
noodig kan maken, n.l. de aanwezigheid van een gassluis. Iedere
gasschuilplaats behoort een afsluitbare ruimte te hebben vóór de
eigenlijke toegangsdeur, dus een gassluis. Zulks is noodzakelijk
om eventueele nakomers zonder gevaar voor de zich reeds in de
ruimte bevindende menschen binnen te laten. Bij het openen van
de buitendeur zal onvermijdelijk gas binnendringen, doch wan
neer deze deur snel en niet meer dan noodig geopend en daarna
weer snel gesloten wordt, zal er slechts weinig gas de sluis bin
nenkomen. Treedt de nakomer onder inachtneming van dezelfde
voorzorgsmaatregelen door de tweede deur in de eigenlijke be
schermingsruimte, dan zal tengevolge van den daar aanwezigen
overdruk, slechts een geringe uitwisseling tusschen „ruimtelucht"
en „sluislucht" plaats vinden. Vermeerdering van ventilatielucht
gedurende het passeeren van de sluis, is uiteraard gunstig.
Onder bepaalde omstandigheden is het voordeelig een gecom
bineerde kringloop-doorstroomventilatie te benutten n.l. indien
de ruimte zeer goed afgedicht is, zoodat 5 mm overdruk door een
zoodanig klein toestel verwekt kan worden, dat de capaciteit daar
van beduidend geringer is dan noodig i.v.m. de ademphysiologische
voorwaarden. Het is dan verder eenvoudig uit te maken, welke
der twee methoden de meeste voordeelen biedtde zuivere door-
stroomventilatie met regelbare aflaat, dan wel de opstelling van
een kalipatronen- c.q. superoxydpatronen-aggregaat met gelijktij
dige toepassing van een kleinen ventilator.
133