dat de eerste Duitsche legers de Fransche grens niet vóór den 9en Augustus 1870 zouden kunnen overschrijden, de datum, waar op de concentratie van troepen, materieel en levensmiddelen zou zijn beëindigd, werd de Fransche grens niettemin eenige dagen eerder door het le Duitsche leger onder den generaal STEIN- METZ en door het Duitsche 3e leger onder den Kroonprins over schreden. Deze al te groote vlotheid, voortkomende uit het onge duld en den drang naar daden van de commandanten werd door VON MOLTKE geenszins gewaardeerd, die den generaal STEIN- METZ hierover dan ook ernstig berispte. Deze onvoorzichtigheid leidde tot de bekende slagen van SPICHEREN en van WOERTH op den 6en Augustus 1870, beide slagen welke door de Duitsche legerleiding niet in het minst waren voorzien. De kroonprins, met de opvatting van VON MOLTKE in kennis gesteld, trachtte nog tot op het laatste oogenblik een slag te vermijden, doch dit werd hem onmogelijk gemaakt toen zijn voorste divisiën zich met groot élan in den strijd stortten. Dat beide veldslagen zoo gelukkig voor de Duitschers verliepen, was zooals reeds hiervoren werd opgemerkt goeddeels te danken aan de weifelende houding van de Fransche aanvoerders. Inderdaad waren de Duitschers bij WOERTH numeriek overmachtig, doch bij SPICHEREN was dit niet het geval. Was daar ter plaatse de Fransche generaal FROS- SARD minder besluiteloos geweest, doch bovenal, waren de drie Fransche divisiën CASTAGNY, METMAN en MONTAUDON, welke zich in de nabijheid bevonden, den generaal FROSSARD te hulp gekomen, dan zouden de Duitschers hier ongetwijfeld een gevoelige afstraffing voor hun onbekookt initiatief hebben gekre gen. Thans werd de generaal STEINMETZ overwinnaar door het niet opvolgen van de gegeven bevelen en versloeg de Kroon prins zijn tegenstander tegen zijn eigen wil. Een overeenkomstig voorval deed zich op den 16en Augustus 1870 voor bij REZONVILLE, waar het Ille Duitsche korps onder generaal VON ALVENSLEBEN zich „rücksichtlos" in den strijd stortte tegen het geheele Fransche leger van METZ, over de breede MOEZEL heen, terwijl het overige gedeelte van het Duit sche leger zich op den anderen oever bevond. Eerst later kon het Xe Duitsche legerkorps ter hulp komen, doch een eenvoudige flankbeweging in Zuidelijke richting van het Fransche leger zou voldoende zijn geweest om de van elkaar gescheiden korpsen in de aldaar gelegen ravijnen tot aan de MOEZEL te dringen. Een enkel ander voorbeeld moge het ongebreidelde initiatief van de Duitsche onder-commandanten nog duidelijker accentueeren. 141 1) De weinige offensieve geest van de Fransche aanvoerders uit den oorlog van 1870 laat zich goeddeels verklaren door de zucht naar het zoeken van „belles positions", ten einde de uitwerking van het te dien tijde zeer moderne chassepot-geweer ten volle tot haar recht te doen komen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1936 | | pagina 59