hij juist twee Fransche bataljons een ernstig échec had doen lijden,
kwam het hem voor, dat thans het oogenblik voor het nemen van
het offensief was aangebroken. Aan het hoofd van de nog beschik
bare zes compagnieën wierp hij zich in den strijd, kwam al dadelijk
bij den aanvang van de voorwaartsche beweging ernstig gewond te
vallen terwijl de aanval van zijn detachement door het vuur van de
Fransche troepen in bloed werd gesmoord. Wederom een daad van
initiatief, formeel in tegenspraak met de gegeven bevelen en dit
nog te ernstiger, waar LYNKER volkomen in staat was geweest
nieuwe bevelen te vragen. Uit de hieraangehaalde voorbeelden,
waaraan nog vele andere zouden zijn toe te voegen blijkt wel over
duidelijk, dat de toepassing van het beginsel van het initiatief in
1870 in het Duitsche leger een zekere ongebondenheid vertoonde,
waardoor de legerleiding vaak voor zeer moeilijke en onverwachte
omstandigheden werd gesteld. Deze ongebondenheid ging in vele
gevallen zoo ver, dat van ongehoorzaamheid kon worden gespro
ken, terwijl het betoonen van initiatief veelal niet van noode en in
ieder geval niet gewenscht was; de ondercommandanten gingen hier
en daar min of meer op eigen gelegenheid oorlog voeren". Als
scherpe tegenstelling stond hier tegenover de volkomen verwaar-
loozing van initiatief aan Fransche zijde, zoowel bij de comman-
deerende generaals als bij de ondercommandanten, waardoor vele
goede kansen ongebruikt werden gelaten!
De ervaringen, opgedaan in den Fransch-Duitschen Oorlog heb
ben de tactische methoden in de verschillende legers tot het uit
breken van den wereldoorlog blijvend beheerscht. Hoewel de
Russisch-Turksche Oorlog, de Boerenoorlog van 18991902 en ten
slotte de Russisch-Japansche Oorlog van 19041905 ook in zekeren
zin hun invloed hebben doen gelden, tóch bleven de grondslagen
van de infanterietactiek gebaseerd op de lessen van den oorlog van
1870.
Aanvankelijk ziet men de oude kwaal weder optreden: het ver
geten van de opgedane ervaringen op het slagveld. Men begon de
beteekenis van de vuuruitwerking" te onderschatten en dit ondanks
het feit, dat het „Rapport au ministre" van het „Règlement sur les
manoeuvres de l'infanterie" van 1875 nadrukkelijk de aandacht
hierop vestigde. Waar dit reglement vele nieuwe begrippen in
voerde, de verspreide orde als vechtwijze volledig in practijk
bracht, werd het noodzakelijk geacht de taken en de plichten van
alle onderaanvoerders tot in kleinigheden nauwkeurig vast te
stellen en te omschrijven; plaats voor het initiatief liet dit regle
ment niet.
Aan den aanvalsgeest werd in dit voorschrift geen recht gedaan;
de ver gaande échelonneering werd uitsluitend ingegeven door het
streven naar beperking van verliezen. Hierin werd verandering
gebracht in 1887 in de „Instruction pour le combat" en in het nieu
we reglement van 1894, welk laatste reglement echter weder op
143