Thans is veel veranderd. De aard van het moderne gevecht
maakt, dat het vaandel niet meer in de voorste linie medegevoerd
kan worden, doch verdekt in de achterste linies moet blijven op
gesteld. Evenals de commandant, die niet meer in de voorste gele
deren het gevecht leidt en bezielt, maar met den inzet van zijn
leven tot de laatste oogenblikken moet wachten.
Al is echter het vaandel in den strijd niet meer in de voorste
gelederen zichtbaar, zoo is het toch niet minder het symbool ge
bleven van den geest, de ziel en de gevechtskracht van die strijd-
eenheid bij uitnemendheid van het Indische Leger het Bataljon.
Het is dit symbool, dat thans door H. M. de Koningin in pand en
in bewaking wordt gegeven aan het Vie Bataljon.
En slaat de ure, dat het bataljon zich met totalen inzet van al
zijn levens in een verwoed handgemeen voor zijn bestaan, voor
dat van het K.N.I.L. en voor Nederlandsch-Indië zal moeten wor
stelen, dan zal als van ouds dit vaandel weer in het brandpunt
van den strijd te vinden zijn. En de aanblik ervan zal de strijders
bezielen tot het laatste, hetzij zij de overwinning behalen, dan wel
tot zij den tol van hun bestaan hebben betaald.
Wij hopen, neen, wij zijn ervan overtuigd, dat dit vaandel in de
kleur van ons geliefd Vorstenhuis, met het Nederlandsche Wapen
erop geborduurd, ook in zijn nieuwe gedaante het Vie bataljon
zal blijven bezielen, dat het in den strijd het Vie bataljon tot over
winning zal voeren, doch in elk geval dat, waar het noodig zal zijn,
het bataljon en deszelfs symbool elkander waardig en trouw zul
len blijven."
Alvorens het laatste gedeelte van zijn rede uit te spreken, over
handigde overste Steinmetz eerst onder de tonen van het „Wil
helmus" het vaandel aan den Commandant van het Vie bataljon en
besloot hij zijn toespraak daarop als volgt
„Overste Cox, in opdracht van Zijne Excellentie den Comman
dant van het Koninklijk Nederlandsch-Indische Leger vertrouw
ik hierbij in Uwe handen namens H.M. onze geëerbiedigde
Koningin aan het Vie bataljon dit vaandel toe.
Moge het bataljon steeds het fiere wapendevies van dit vaandel
„JE MAINTIENDRAI"
gedenken en zijn taak, bescherming van Vorstenhuis, van Neder
land en Koloniën hoog houden.
Ik noodig U allen uit met mij uit te roepen Leve de Koningin,
Leve het Koninklijk Nederlandsch-Indische Leger, Leve het Vie
Bataljon met zijn vaandel."
Met een krachtig driewerf „hoera" werden deze laatste woorden
bezegeld. Krachtig, immers in die kracht vonden de gemoederen
gelegenheid zich te uiten, voornamelijk in dank en eerbeid tegen
over H.M. de Koningin.
178